Spirituele stervensbegeleiding. U mag hier stukjes verwachten die daar mee te maken hebben,uit eigen ervaring en stukjes die me aanspreken. De wind die raast zal een veer laten zweven, een veer die geen weerstand kent wordt hierdoor verplaatst. Onze gedachten los laten en zijn zoals een veer, zal ons doen zweven, we zullen hierdoor de schatkamers kunnen binnen treden van innerlijke rust.
donderdag 27 december 2012
voorbereid 1
Soms hoor ik mensen zeggen: "Ach, maak je geen zorgen, als mijn tijd komt, dan zorg ik er wel voor dat ik me in de juiste geconcentreerde meditatie bevind en zo de dood tegemoet kan gaan."
Veel succes ermee! Immers, wanneer het ogenblik daar is, beschik je misschien wel niet over de energie en kracht waarover je nu nog beschikt. Misschien zul je wel helemaal niet in staat zijn om tot enige concentratie te komen. Misschien wordt je hart wel beklemd door angst. Probeer jezelf maar eens voor te stellen terwijl je een poging doet tot meditatie terwijl zowel links en rechts van je twee enorme hifi-speakers een kakafonie van geluid over je heenstorten. Dat is misschien wel een versimpelde voorstelling van zaken, maar het kan je een indruk geven welke verstorende factor extreme pijn en doodsangst op dat beslissende moment kunnen zijn.
Als jij zult moeten sterven onder hevige pijn, hoe zul jij je dan voorbereid hebben zodat je een zachtmoedige en open geest zult bewaren? Door je te storten op wat zich ieder moment ook maar aandient? Wat heb jij gedaan om een totale openheid en alertheid van geest te bewaren, zodat je kostbare mogelijkheden niet blokkeert met een gedachte, met een idee over wat er gebeurt? Open om het 'zo zijnde' te ervaren, de levende waarheid, van het volgende onbekende ogenblik.
Je bankrekening en je reputatie zullen je daar niet op kunnen voorbereiden, evenmin je garderobekast of je slimheid. Wat doe jij in je leven dat jou voorbereidt op de dood?
Stephen Levine
warme groet Jeltje
zondag 23 december 2012
zelf onderzoek afsluiting
Dan herinnert alles wat ons daarvoor in een geïsoleerde positie plaatste - onze twijfel, onze woede, onze angst, die wel waakhonden leken die ons waarschuwden voor de bedreigende nadering van anderen - ons eraan hoe pijnlijk het is niet lief te hebben en bemind te worden en dat wordt een opening voor, in plaats van een zich terugtrekken uit het leven. We merken dat onze angst voor, en identificatie met alles wat te pas en te onpas door ons heenging het leven heeft vervlakt. We krijgen een open oog voor het onophoudelijke proces van het ontstaan en weer verzinken van gedachten in het bewustzijn.
En als we zien dat geen enkele gedachte, geen enkel gevoel, geen enkel ervaringsmoment blijft bestaan, dan komen we tot de ontdekking dat we nergens blijvend door bevredigd worden.
Er bestaat geen enkele plek waar we onze voeten stevig op de grond kunnen planten en zeggen: 'Dit ben ik nou.' Het is een voortdurend veranderende stroom waarin degene die we denken te zijn elk ogenblik weer wordt geboren en sterft. Al onze projecties van wie we menen te zijn worden herkend als vergankelijk en in wezen leeg, er is geen entiteit die blijft bestaan. Daarbinnen zit niemand, er is alleen een steeds voortschrijdend proces. Wie wij denken dat we zijn is slechts een luchtbel in de stroom. En we herkennen het Bewustzijn dat dit proces verheldert voor wat het werkelijk is. We geven de identificatie met het verstand, met het 'ik' op en worden tot het zuivere Licht van Bewustzijn, het naamloze Zijn.
Het lichaam sterft, het verstand is voortdurend in beweging. Maar ergens achter dit alles en boven dit alles uitstijgend bestaat er een tegenwoordigheid die door sommigen wordt aangeduid als 'het onsterfelijke', die onveranderlijk blijft bestaan, die eenvoudig is zoals zij is.
Als je die onsterfelijkheid kunt aanraken, wordt je volledig geboren. Als je, al is het maar even, die grote ruimte kunt ervaren die geboorte en dood te boven gaat, om vervolgens op te duiken in een wereld van paradoxen en geheimenissen met geen andere wapens dan zuiver Bewustzijn en Liefde.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
vrijdag 21 december 2012
zelfonderzoek 3
We ervaren enkel en alleen de uitgestrekte stilte van ons wezen, zonder dat we er behoefte aan hebben precies vast te stellen wie dat wezen is. Of misschien is het juister om te zeggen, wat dat wezen is. Het verstand mag dan vertwijfeld grabbelen naar tientallen definities en beperkingen, de ervaring zelf is onbegrensd. En we merken hoe dat kleine verstandje, dat kleine bewustzijn, ronddrijft in die grote uitgestrektheid.
Dan komt er een moment waarop je boos bent en plotseling die woede herkent voor wat zij is. Je stelt je ervoor open: 'Wat is boosheid? Hoe voelt dat? Welke rol speelt mijn verstand daarbij?' Je gaat rustig in je stoel zitten, doet je ogen dicht en je begeeft je naar datgene wat je hart blokkeert, in plaats van je ertegen te verweren waardoor het de kans krijgt je automatisch af te houden van een vollediger ervaren van het huidige moment.
Als we die woede, die angst, die schuldgevoelens of die twijfel onder ogen zien, merken we hoe onpersoonlijk datgene wat zozeer 'ik' leek eigenlijk is. We merken dat het bewustzijn zijn eigen gang gaat. Dat woede, angst en al die andere gemoedsgesteldheden zo hun eigen impulsen hebben. En we zien dat niet 'ik' het ben die een ander kwaad wil berokkenen, maar dat de gemoedsgesteldheid die we woede noemen van nature agressief van aard is en het voorwerp van haar woede wil vernederen en beledigen.
We slaan de denkbeeldige redenaties en argumenten van het bewustzijn gade, het schijngevecht dat ons maar al te vaak snakkend naar adem en alleen heeft achtergelaten en eindelijk beginnen we dan afstand te doen van datgene waaronder we zo geleden hebben. Dan klampen we ons niet langer vast aan de gemoedsgesteldheden die de wijsheid van het hart barricaderen. En opnieuw bloeien liefde en vertrouwen op tussen mensen.
Stephen Levine
Warme groet jeltje
donderdag 20 december 2012
zelfonderzoek 2
We duwen zoveel weg, we stoppen zoveel dingen zo diep weg, dat we als we die verkramping uiteindelijk laten varen pas merken hoe onze verwachtingen, opvattingen en vooronderstellingen onze ervaringen grotendeels hebben beperkt.
Als we de zelfbescherming van het verstand niet langer aanmoedigen, merken we dat we ons bewust worden van alles wat we zo lang hebben onderdrukt. Alles waaraan we ons zo lang vertwijfeld hebben vastgeklampt wordt weer zichtbaar. Maar dat is nu niet zo belangrijk meer. We doen nu niet langer meer ons best om 'iemand of iets van waarde' uit die constant aan verandering onderhevige bewustzijnsstroom te creëren. In plaats daarvan proberen we achter de waarheid te komen.
Bij dit zelfonderzoek verdient de ene gemoedsgesteldheid niet de voorkeur boven de andere. Alleen de helderheid waarmee we waarnemen is van belang. Het gaat niet zozeer om wat we zien als wel om hoe duidelijk we het waarnemen. Dan leidt dat zelfonderzoek tot de waarheid. Wie ben ik werkelijk, wie is dit die ik 'ik' noem, wat sterft er eigenlijk? Ben ik deze gedachten? Ben ik dit verstand? Ben ik dit lichaam?
Hoe meer we de dingen die in ons verstand omgaan laten bestaan in dit gebied vol helderheid en mededogen, hoe minder we geneigd zijn zo'n vluchtig moment als 'ik' te bestempelen; hoe minder we ons ten onrechte identificeren met dat oppervlakkige 'ik ben dit of dat'; hoe weer we het Bewustzijn zelf gaan ervaren; hoe minder we ons laten afleiden door wat erin omgaat en hoe minder we ons wanhopig vastklampen aan de gevoelens van vreugde die er in ons omgaan.
Stephen Levine
Warme groet jeltje
woensdag 19 december 2012
zelf onderzoek 1
Wij denken dat wij onze gedachten zijn. We noemen onze gedachten 'ik'. Als we die gedachte laten varen, overstijgen we onszelf, overstijgen we wie we denken dat we zijn. Achter het rusteloos bewegen van het verstand ligt de stilte van het Zijn, de stilte die geen naam heeft, geen reputatie, waar niets te beschermen valt. De natuurlijke Geest.
Als we de aandacht richten op de gevoelens die er in de kern van ons hart omgaan, bespeuren we elke subtiele beweging van het samentrekken van het verstand, de momentane stagnatie waarvan we denken dat wij het zijn. Elk samentrekken van het verstand, elk gevoel, iedere gedachte wordt ervaren als een schaduw die over het hart heen strijkt; telkens als het verstand de aandacht op zich vestigt, worden we eraan herinnerd dat we datgene wat onze verbondenheid met onze onderliggende aard in de weg staat in alle rust moeten laten varen.
Dan wordt elke geestes- en gemoedsgesteldheid die ons daarvoor zoveel angst aanjoeg, waarvan we zo vaak gedacht hebben dat het onze vijand was, een bondgenoot. Elke schommeling in ons hart herinnert ons eraan dat we ons onbekommerd moeten overgeven aan een nog diepere zijnslaag.
Als het verstand volledig zichzelf wordt, wordt de stompzinnige compactheid ervan zo duidelijk dat we daardoor herinnerd worden aan de vrijheid die gloeit in ons hart en gaan we ons daarvoor openstellen. Hoe zwaarder de emoties die er loskomen, hoe intenser het eigenbelang en de verwarring zijn, hoe meer deze gemoedsgesteldheden tot leerprocessen kunnen worden die ons eraan herinneren dat we deze pijnlijke (pijnlijk omdat we er bang voor zijn en ons ertegen verzetten) ondoordringbaar lijkende opeenhopingen juist niet zijn. We beseffen dat we juist het Licht zijn dat daarachter straalt.
Stephen Levine
warme groet Jeltje
dinsdag 18 december 2012
geleide meditatie
Breng je een onaanvaardbare gedachte te binnen. Zo'n gedachte waarvan niemand mag weten dat je haar koestert.
Laat haar maar opkomen.
Maar wel met mededogen.
Voel hoe je verstand zich rond die gedachte samentrekt. Hoe het uit alle macht wil bewerkstelligen dat die gedachte wordt uitgebannen. Kijk hoe bang het verstand voor zichzelf is. Voel hoe die angst aanvoelt. Kijk hoe we ons leven leiden voor een spiegel.
Neem nu die gedachte en laat hem, in plaats van hem te ontkennen en hem te omgeven met allerlei spanningen, vrij in de geest ronddrijven. Laat haar gewoon bestaan.
Sta jezelf toe die gedachte te ervaren als een gewaarwording in de geest.
Voel de dichtheid, de scherpe kantjes ervan.
Laat nu die gedachte langzaam doordringen tot je hart. Breng die gewaarwording door je keel heen naar beneden in je lichaam. Laat haar neerdalen in de ruimte die in beslag wordt genomen door je hart in het midden van je borstkas. Laat die gedachte zichzelf daar indenken, in die uitgestrekte ruimte waar overal plaats voor is en waar geen veroordeling bestaat.
Of het nu gaat om masturbatie, homoseksualiteit, angst of oneerlijkheid. Laat die gedachte, waarvan je vreest dat zij voor je verstand volkomen onaanvaardbaar is, zachtjes verzinken in de buitengewone openheid van het hart, waar zij met warmte en geduld wordt verwelkomd.
De natuurlijke wijdsheid van het hart sluit niets buiten. Het ervaart elke gedachte met mededogen als een beweging van de geest, een gevoel. Ervaar dat, terwijl je je lekker laat drijven in dat zachte mededogen. Zie angst als een gevangenis in de geest. Ontvouw je in de warmte en de liefde van je eigen wezenlijke aard.
Waar zou je bang voor zijn?
Wat voor waarde heeft de gevangenschap van zelfbescherming?
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zondag 16 december 2012
jij bent het pad
Als je ziet hoe dwangmatig je reageert op wat er in je geest omgaat, kan het haast niet anders of je moet wel mededogen voelen voor het wezen dat op dat ogenblik zoveel pijn en verdriet heeft. Maar we behandelen onszelf vaak op een manier waaop we iemand anders nooit zouden behandelen. En we denken dat het in orde is dat we onszelf iets dergelijks aandoen, want we hebben geen echte voeling meer met wie we werkelijk zijn. We zijn helemaal vergeten dat wij zelf ook de Waarheid zijn.
Dat we dat vergeten zijn veroorzaakt oneindig veel pijn. Als we het erover hebben dat we zoveel verdriet hebben, dan hebben we het daar eigenlijk over. Over het feit dat we geen contact meer hebben met onze oorspronkelijke aard.
We hebben onszelf zo verschrikkelijk onderdrukt, zoveel stukken van onszelf beschouwen we als onaanvaardbaar en beangstigend, dat we deze eigenschappen als ze de kop opsteken meteen de kop weer indrukken, en dan krijgen we het gevoel dat die onontwarbare massa onze 'verborgen' identiteit uitmaakt. En omdat die gemoedsgesteldheden zo strijdig zijn met het beeld dat we zo graag van onszelf willen hebben, worden het even zovele spijlen van de kooi waarin we ons bevinden. En elke keer dat we iets in onszelf onderdrukken, wordt die kooi een stukje kleiner.
We kweken die onwetendheid juist aan door ervoor te zorgen dat dat bewustzijn niet raakt aan wat onder onze 'afvalberg' ligt.
We zijn bang dat onze 'ware aard' zich daar juist bevindt, omdat we niet zien hoe woede, angst of jaloezie ons naar de levende waarheid kunnen toebrengen. Ontdek jezelf. Want jij bent zelf de waarheid en daar kan niemand je heenbrengen behalve jijzelf.
Heb je eenmaal ontdekt dat jijzelf het pad bent, dat het hele leven niets anders is dan een weerspiegeling van het bewustzijn, dan biedt elke ervaring die je opdoet een gelegenheid om jezelf uit je gevangenis te bevrijden. Dan begin je te zien dat het leven de gelegenheid biedt om heel te worden, om jezelf open te stellen voor de waarheid.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zaterdag 15 december 2012
woensdag 12 december 2012
Ik en zijn
We leven zo zelden vanuit onze natuurlijke ruimte dat we zijn gaan geloven dat we zijn wat er in ons brein opkomt. Als er verwarring ontstaat, zitten we midden in één grote wirwar. We verliezen onze natuurlijke ruimte. Als ik beweer dat ik gelukkig, verdrietig, verstandig of eerlijk ben, merk ik dat alles wat ik aan dat begrip 'ik ben' hecht voortdurend aan verandering onderhevig is. Het ene moment zijn we gelukkig, het volgende ogenblik zijn we trots, direct daarna veroordelen we die trots en dan zijn we in de war, vervolgens herinneren we ons weer wie we zijn en direct daarna gaan we weer helemaal op in al die verschillende dingen die we steeds maar weer aan dat 'ik ben' vasthechten.
Maar in dit steeds veranderende heelal is er niets dat ik mijzelf kan noemen voor langere tijd, niets waarvan ik kan zeggen dat het de hele waarheid is. In feite hebben we het merendeel van de tijd het gevoel dat we net doen of we iemand anders zijn door net te doen of we überhaupt iets voorstellen.
Maar we merken dat als we gewoon zeggen 'ik ben', dat er dan alleen maar ruimte is, alleen maar zijn; dat dit 'ik' niet slaat op iets wat apart staat, op iets buiten onszelf, of zelfs maar op het lichaam of het verstand. Het is een gevoel van tegenwoordigheid, van zijn. Het is het bestaan zelf. Het is het 'Ik' de Kern van iedereen. Het wordt tot iets dat op zichzelf staat, het wordt tot een godsdienstoorlog, als we er iets anders aan vastplakken.
Als je zegt 'dit ben ik', gaat het universele van het zijn verloren. Als je zegt 'ik ben deze vreugde, deze angst, dit verstand of dit lichaam', dan wordt de waarheid verbrijzeld zoals bij de kei die de spiegel raakt. Het Ene wordt versplinterd tot veelheid.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zondag 9 december 2012
De pop
Lees goed dit verhaal…
Je zal later begrijpen waarom…
In een winkel ben ik tussen de rekken van de speelgoed afdeling.
In men ooghoek viel me een jongentje op van zo’n 5 jaar,
Die een mooie pop in zijn arme hield…
Hij stopte niet haar haren te strelen en haar tegen zich aan te drukken.
Ik vroeg me af voor wie deze pop voorbestemt was.
Toen draaide de jongen zich naar een dame die zich naast hem bevond:
“Tante ben je zeker dat ik niet voldoende centen heb ?”
De dame antwoordde hem een beetje ongeduldig:
“Je weet dat je niet voldoende geld hebt om het te kopen.”
Toen vroeg de tante hem daar enkele minuten te blijven wachten, en ze vertrok snel.
De kleine jongen hield nog steeds de pop in zijn handen.
Uiteindelijk ben ik naar hem toegestapt en heb ik hem gevraagd aan wie hij deze pop wou geven.
“Het is de schattigste popje dat me kleine zusje ooit met Nieuwjaar wou hebben, ze was er zeker van dat de Kerstman het haar zou brengen.”
Ik zij hem toen dat hij haar deze pop dan wel misschien zou brengen, en hij antwoorde triestig:
“Neen, de Kerstman kan niet gaan waar men zusje zich nu bevind. Ik moet het popje aan men mama geven zodat zij ze haar kan brengen.”
Hij had zo’n triestige ogen toen hij dit zij.
“Zij is vertrokken naar Jezus, Papa zegt me dat mama ze binnen kort gaat volgen, dus dacht ik dat zij dit popje wel mee kon nemen en haar dan aan men zusje kon geven.
Men hart was bijna stil blijven staan.
De kleine jongen heeften zijn blik naar boven en zij me :
“Ik heb tegen men papa gezegd dat ze niet direct mocht vertrekken. Ik heb hem gevraagd te wachten tot ik terug van de winkel was.”
Toen heeft hij een foto laten zien, genomen in de winkel, waar hij het poppentje in zijn handen had en hij zij:
“Ik wil ook dat zij deze foto mee neemt, zo weet ze, dat ze het niet mag vergeten. Ik hou van men mama en zou willen dat ze me nooit verliet, maar, papa zegt me dat ze moet gaan met men kleine zusje.”
Vervolgens liet hij zijn hoofd zakken en werd stil.
Ik voelde in men handtas en nam er een handbeugeltje uit met enkele briefjes en vroeg aan de jongen:
“En als we nu eens je centen terug hertellen voor zeker te zijn ?”
“Ok, zij hij, ik moet er zeker genoeg hebben.”
Ik gleed mijn geld tussen dat van hem en we begonnen te tellen. Er waren nu zeker voldoende centen voor het popje en zelf meer.
Stilletjes, vezelende de jongen:
“Bedankt Jezus om me voldoende centen te hebben gegeven.”
Toen keek de jongen me aan:
“Ik had gevraagd aan Jezus om het te regelen dat ik voldoende centen zou hebben, zodat ik dit poppetje kon kopen en dat men mama het popje aan men zusje kon brengen. Hij heeft men gebed aanhoort. Ik wou ook genoeg hebben om een boeket witte rozen te kopen voor men mama, maar ik durfde het niet te vragen.
Maar hij heeft me genoeg gegeven om het popje en de witte rozen te kopen. Weet U, mijn mama houd zo veel van witte rozen…”
Enkele minuten later kwam de jongen zijn tante terug, ik ging op zij door men winkel mandje te verplaatsen.
Ik heb men inkopen beëindigd in de winkel met een heel ander beeld dan toen ik begonnen was met men aankopen.
Ik kan de kleine jongen maar niet vergeten.
Toen herinnerde ik me een artikel in de krant van enkele dagen geleden, waarin een chauffeur onder invloed een wagen was ingereden waarin een jonge vrouw en haar dochter zatten.
Het kleine meisje was opslag dood en de moeder zeer zwaar gewond. De familie moest een beslissing nemen op het zuurstof apparaat tot stilstand te brengen.
Was het deze familie van die kleine jongen ?
Twee dagen laten las ik in de krant dat de moeder was komen te overlijden.
Ik heb het me niet kunnen laten om een boeket witte rozen te gaan kopen en me te begeven naar het mortuarium waar de jonge dame lag.
Ze lag daar, met een mooie boeket witte rozen in de hand, het popje en de foto van de kleine jongen in de winkel.
Ik heb het salon verlaten, al huilend, wetende dat men hele leven voor altijd veranderd zou zijn.
De liefde dat de kleine jongen had voor zijn mama en zijn kleine zusje was zo groot, zo ongelooflijk en in een fractie van enkele seconde, een bedronken chauffeur heeft hem alles ontnomen…
Warme groet Jeltje
zaterdag 8 december 2012
Bewustzijn
Elke keer dat we ons met woede identificeren als 'ik', of met twijfel en schuldgevoelens als zou dat zijn wie we werkelijk zijn, onderdrukken we die stemming en kunnen daardoor niet dieper gaan. Altijd als je iets 'ik' noemt, houd je daar op. Zo ver ga je en niet verder. Daar stap je uit de lift. Maar als je je openstelt voor die woede, als je die woede gewoon laat bestaan, ga je dieper. Je begint de ruimte te ervaren waarbinnen deze dingen opkomen en waarin ze ook weer oplossen.
Dat moment is geen moment van woede, maar een moment van helder bewustzijn. En dan identificeer je jezelf ook niet langer totaal met die woede. Dan sla je die woede gade, maar je verliest jezelf er niet meer in.
We zien deze verschillende gemoedsstemmingen niet langer als 'ik' en beginnen ons open te stellen voor de ruimte, de totaliteit waarbinnen deze stemmingen ontstaan: een niet veroordelende, verrukkelijk genadevolle ruimte in het hart, waartoe we vrijelijk toegang hebben, die zich niet vastklampt aan de dingen die in het verstand opkomen en deze ook niet veroordeelt.
Die ruimte is de essentie van het verstand. Deze noemt zichzelf niet Susan, Fred, Ondrea of ik. Het is de ruimte van de 'is-heid' zelf. Het is de wortel van datgene waarnaar we verwijzen als we het over 'ik' hebben. Het is het bewustzijn dat we ten onrechte 'ik' noemen.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
vrijdag 7 december 2012
Puzzel afsluiting
En dan zien we opeens dat we eigenlijk niets zouden moeten verdringen. Door van alles te verdringen stoppen we die dingen weg waarvan we denken dat ze onaanvaardbaar zijn. En daardoor maken we onszelf juist tot slaven. We zijn weer bezig het leven uit te stellen. Niets kan uit de gevangenis van de duisternis bevrijd worden, tenzij het aan het licht van het Bewustzijn wordt blootgesteld. Door verdringing drukken we dingen weg onder het niveau van het gewone bewustzijn en daar worden ze dan ontoegankelijk.
Onze drijfveren bestaan nog wel, maar we hebben er niet langer toegang toe, omdat we ze uit ons bewustzijn hebben verdrongen. Ieder gevoel moet dus onderkend worden, en zonder kritiek of angst worden toegelaten in het heldere licht van het Bewustzijn, waar we het kunnen zien voor wat het is. We denken ons alleen maar in dat we ons in een volkomen onhanteerbare situatie bevinden en dat het leven een straf is in plaats van een geschenk.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
woensdag 5 december 2012
A sweet lesson in patience
A sweet lesson on patience.
A NYC Taxi driver wrote:
I arrived at the address and honked the horn. After waiting a few minutes I honked again. Since this was
going to be my last ride of my shift I thought about just driving away, but instead I put the car in park and walked up to the door and knocked.. 'Just a minute', answered a frail, elderly voice. I could hear something being dragged across the floor.
After a long pause, the door opened. A small woman in her 90's stood before me. She was wearing a print dress and a pillbox hat with a veil pinned on it, like somebody out of a 1940's movie.
By her side was a small nylon suitcase. The apartment looked as if no one had lived in it for years. All the furniture was covered with sheets.
There were no clocks on the walls, no knickknacks or utensils on the counters. In the corner was a cardboard
box filled with photos and glassware.
'Would you carry my bag out to the car?' she said. I took the suitcase to the cab, then returned to assist the woman.
She took my arm and we walked slowly toward the curb.
She kept thanking me for my kindness. 'It's nothing', I told her.. 'I just try to treat my passengers the way I would want my mother to be treated.'
'Oh, you're such a good boy, she said. When we got in the cab, she gave me an address and then asked, 'Could you drive
through downtown?'
'It's not the shortest way,' I answered quickly..
'Oh, I don't mind,' she said. 'I'm in no hurry. I'm on my way to a hospice.
I looked in the rear-view mirror. Her eyes were glistening. 'I don't have any family left,' she continued in a soft voice..'The doctor says I don't have very long.' I quietly reached over and shut off the meter.
'What route would you like me to take?' I asked.
For the next two hours, we drove through the city. She showed me the building where she had once worked as an elevator operator.
We drove through the neighborhood where she and her husband had lived when they were newlyweds She had me pull up in front of a furniture warehouse that had once been a ballroom where she had gone dancing as a girl.
Sometimes she'd ask me to slow in front of a particular building or corner and would sit staring into the darkness, saying nothing.
As the first hint of sun was creasing the horizon, she suddenly said, 'I'm tired.Let's go now'.
We drove in silence to the address she had given me. It was a low building, like a small convalescent home, with a driveway that passed under a portico.
Two orderlies came out to the cab as soon as we pulled up. They were solicitous and intent, watching her every move.
They must have been expecting her.
I opened the trunk and took the small suitcase to the door. The woman was already seated in a wheelchair.
'How much do I owe you?' She asked, reaching into her purse.
'Nothing,' I said
'You have to make a living,' she answered.
'There are other passengers,' I responded.
Almost without thinking, I bent and gave her a hug.She held onto me tightly.
'You gave an old woman a little moment of joy,' she said. 'Thank you.'
I squeezed her hand, and then walked into the dim morning light.. Behind me, a door shut.It was the sound of the closing of a life..
I didn't pick up any more passengers that shift. I drove aimlessly lost in thought. For the rest of that day,I could hardly talk.What if that woman had gotten an angry driver,or one who was impatient to end his shift? What if I had refused to take the run, or had honked once, then driven away?
On a quick review, I don't think that I have done anything more important in my life.
We're conditioned to think that our lives revolve around great moments.
But great moments often catch us unaware-beautifully wrapped in what others may consider a small one.
Warme groet Jeltje
Puzzel 1
Wij behandelen onszelf maar al te vaak als een legpuzzel waaraan allerlei stukjes ontbreken. We zitten te kijken naar een volslagen verwrongen en verwarrend beeld dat we zelf hebben geconstrueerd en dat ons helemaal in de war brengt. We kijken naar die puzzel van onszelf en zien alleen de breuken, alleen de oppervlakte, die een gevoel van afgescheidenheid teweegbrengt, waardoor we maar gedeeltelijk deel hebben aan het leven en vragen ons verwonderd af: "Wie ben ik eigenlijk?"
Als we ons richten op onze versplinterdheid en ons daarmee identificeren, worden we bang voor onszelf. Maar als we dieper durven gaan, als we ons best doen om deze dingen toe te geven, als we onze verbrokkeldheid en ons verstoppertje spelen laten varen, wordt het totale beeld niet langer verduisterd door de breukvlakken.
We dringen door al die beroering die aan de oppervlakte ligt heen en gaan ontdekken dat al die schuldgevoelens, al die angst en die woede, de hele reutemeteut die daar ligt opgeslagen, niet iets is om bang voor te zijn. Wij denken dat al die dingen die we verdrongen hebben staan voor wie we werkelijk zijn. Maar door deze dingen gewoon toe te geven, door ze tot ons bewustzijn te laten doordringen, door ons ervoor te open te stellen met mededogen voor de menselijke situatie waarin we ons bevinden, kunnen we dieper doordringen in datgene wat onder deze schijnbaar solide realiteit ligt.
Zolang we bepaalde gedeelten van onszelf ontkennen, kunnen we niet dieper gaan.
De meeste mensen zijn bang om geconfronteerd te worden met alle rotzooi die ze braaf hebben weggestopt, omdat ze nog steeds geloven dat ze dat werkelijk zijn. Wij zijn bang voor die verboden gemoedstoestanden die we zo zorgvuldig onder het oppervlak van ons bewustzijn hebben weggestopt om het beeld dat we van onszelf hebben te beschermen.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zaterdag 1 december 2012
KanjerGuusje/ Lowie van Gorp
Dit boek werd me via mail toe gestuurd en wilde dit graag met je delen lieve lezer.
Met dank aan Francine
Een klein stukje eruit,
Ziek, heel erg ziek Guusje ligt in bed. Het is donderdag 31 maart. Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Yvonne en ik zitten naast het bed. Een vriendelijke arts wil met Yvonne en mij de uitslag bespreken van een CT-scan. Deze is in de loop van de dag gemaakt. De arts wil graag eerst met Yvonne en mij spreken en daarna met Guusje. Yvonne en ik volgen haar naar een kamertje waar we worden opgewacht door nog twee andere artsen en een verpleegkundige. De enige mannelijke arts neemt het woord. Hij geeft aan dat op de CT-scan is geconstateerd dat er mogelijk een tumor zit in Guusje’s linkerlong. Er zijn waarschijnlijk uitzaaiingen in haar rechterlong. We moeten rekening houden met kinderkanker. Yvonne en ik vallen elkaar in de armen. Een grote nachtmerrie. We moeten ons voorbereiden op moeilijke tijden. Mogelijk is de tumor kwaadaardig en zal chemotherapie nodig zijn voor genezing. Voor een goede diagnose en behandeling worden we morgenochtend om half 11 verwacht in het Emma Kinderziekenhuis. Onderdeel van het AMC in Amsterdam. De enige positieve boodschap is dat er tegenwoordig goede resultaten worden bereikt bij het bestrijden van kinderkanker. We worden door de artsen even alleen gelaten. Yvonne huilt en ook ik houd het niet droog. Het is voor mij jaren geleden dat ik ècht heb gehuild. Mijn hoofd barst. Druk op mijn slapen. Tranen uit mijn ogen. Yvonne zegt: ‘Dit wil ik niet.’ Ik denk: ‘We hebben niets te willen.’ De artsen keren terug met de boodschap dat we ook Guusje op de hoogte moeten brengen dat we moeilijke tijden tegemoet gaan. Even later wordt Guusje in bed binnengereden. We hebben afgesproken dat ik haar zelf op de hoogte ga brengen van dit verschrikkelijke nieuws. Ik ga voor haar op bed zitten en pak haar beide handen. Ik kijk haar diep in de ogen. Yvonne houdt Guusje vast. De artsen staan achter mij. Ik vertel Guusje dat we morgenochtend vertrekken naar een ziekenhuis in Amsterdam. Ze is ziek. Heel erg ziek. Er zullen onderzoeken en behandelingen plaatsvinden die heel vervelend zijn, maar ze zijn nodig om haar beter te kunnen maken. Waarschijnlijk zeg ik nog veel meer, maar dat herinner ik me niet. Plotseling houd ik op met spreken. Ik breek. Achter mij geeft de mannelijke arts mij een compliment. Het moeilijkste moment in mijn leven: mijn dochter vertellen dat ze ernstig ziek is. Ik ben zo bang om haar te verliezen. We blijven met zijn drieën in de kamer achter. Guusje met haar mama en papa. We huilen.
Warme groet Jeltje
ISBN 978 90 81911207
vrijdag 30 november 2012
angst voor de dood voor het leven
Onze angst voor de dood staat regelrecht op één lijn met onze angst voor het leven. Denkend aan de dood hebben we het gevoel dat we datgene zullen verliezen wat we 'ik' noemen. En dat willen we koste wat het kost voorkomen, ook al weten we amper waar dit 'ik' eigenlijk op slaat. Het blijft iets vaags dat in een voortdurende verandering is begrepen. We zijn bang dat we in de dood ons 'ik' onze 'mij-heid' zullen verliezen. We constateren dat hoe groter dit gevoel van 'ik-heid' is, hoe groter het gevoel van afgescheidenheid en de angst voor de dood worden. En hoe meer we proberen dit idee van het 'ik' te beschermen, des te minder kunnen we ervaren van datgene wat boven het ik uitstijgt.
Hoe meer we geïnvesteerd hebben in het beschermen van dat 'ik', hoe meer we te verliezen hebben en hoe minder we openstaan voor een dieper ingaan op datgene wat sterft, op datgene wat werkelijk is. Hoe meer we ons verstoppen, hoe meer we het leven een bepaald etiket opdrukken, hoe meer we het leven uitstellen, des te banger zijn we voor de dood.
Door dit 'ik' te beschermen, drukken we het leven weg en vragen ons vervolgens af waarom het allemaal zo zinloos is.
Pas als we niets meer te verbergen hebben, kunnen we ons bevrijden. En inzien dat de inhouden van ons bewustzijn slechts het resultaat zijn van voorafgaande conditionering, als iets dat helemaal niet zo bijzonder is. Dan wordt ons duidelijk dat al deze gemoedsgesteldheden waar we zo bang voor zijn, in feite weer ondergespit kunnen worden in onszelf om te dienen als kunstmest, als mest voor toekomstige groei.
Dit houdt in dat, willen we werkelijk dat dit materiaal tot compost wordt, werkelijk goede mest is voor onze groei, we in ons hart ruimte moeten maken voor onszelf. We moeten het mededogen aankweken dat ruimte biedt voor het moment zoals dat zich aan ons voordoet, in het heldere licht van het bewustzijn en zonder dat we de waarheid ook maar enigszins verdoezelen.
Stephen Levine
Warme groet jeltje
woensdag 28 november 2012
Gevangen
Ik ben in mijn leven allerlei mensen tegengekomen die een grote mate van helderheid bezaten, maar ik geloof niet dat ik ooit iemand ontmoet heb die niet boos kon worden. Als je nooit boos wordt, betekent dat dat je geen verlangens hebt, geen ideeën over hoe het eigenlijk zou moeten zijn. Geen verlangens koesteren betekent geen frustraties hebben. Geen frustraties, geen woede. (En toch is ook dit een patroon dat als we ons er aan vastklampen kan leiden tot frustratie en verwarring). Als het verstand er zich niet aan vastklampt dat de dingen op een bepaalde manier zouden moeten verlopen, dan is er ook geen woede. Onze woede is een soort zelfontbranding, die optreedt als ons idee over bepaalde dingen botst met de werkelijkheid.
Onze patronen, onze ideeën over wie we zijn en hoe de wereld eigenlijk in elkaar zou moeten zitten, scheppen een kooi. Elk vooropgezet idee wordt tot een tralie die het ontvangen van de waarheid tegengaat. Door elk vooropgezet idee wordt ons vermogen om te ervaren hoe de dingen nu werkelijk in elkaar zitten beperkt. Wij kunnen niet uitstijgen boven ons idee van de wereld en de wereld werkelijk aanraken. Als we boven onze patronen en ideeën uitstijgen, voelen we ons bedreigd en in de verdediging gedrongen. We worden geconfronteerd met een werkelijkheid die lijnrecht staat tegenover het beeld dat wij van onszelf hebben en daardoor krijgt onze zelfverzekerdheid een gevoelige knauw en raken we in de war. We weten niet meer wie we zijn, omdat we onszelf op één lijn hebben gesteld met oude patronen en opvattingen. De wereld confronteert ons voortdurend met de waarheid. En wij trekken ons voortdurend terug. En dat is een zeer pijnlijke ervaring.
Als we worden geconfronteerd met een werkelijkheid die niet overeenkomt met het beeld dat wij ons van de dingen hebben gemaakt, raken we in paniek. We zouden ergens willen wegkruipen. Maar al te vaak word ik aan het sterfbed van mensen geroepen die nog steeds proberen om verstoppertje met zichzelf te spelen. Ik neem inderdaad aan dat een groot aantal mensen met een masker op sterft. Ze beschouwen het leven en de dood nog altijd als dingen die buiten hen staan. Zoals ze ook woede, angst en hun problemen met anderen beschouwen als iets van buitenaf, alsof ze eigenlijk het slachtoffer zouden zijn van hun eigen gevoelens en gedachten, in plaats van het strijdterrein zelf waarop al dat gedoe en gedenk zich ontvouwt. Wij hebben ervoor gekozen on de werkelijkheid te verkwanselen voor de veiligheid van onze kooi. Hoe klein dat kooitje ook mag zijn. En ook al doet t nog zo'n pijn dat we ons van het leven hebben afgewend.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zondag 25 november 2012
Het verstand
Woede is een goed voorbeeld om te laten zien hoe we onze ervaringen voor onszelf verdoezelen. Voor de meeste mensen is woede aan de ene kant een onaanvaardbaar verschijnsel en aan de andere kant een zeer impulsieve manier van optreden. Maar als door die woede het zelfonderzoek wordt gestimuleerd, wordt het veeleer een meditatie over het leven dan dat het ons van het leven afleidt - daarmee wordt het ontsnappingssyndroom, het verzet tegen het leven een duidelijk zichtbare zaak en beginnen we uit onze schulp te kruipen. We treden aan het licht.
Het verstand vergelijkt zichzelf met Boeddha of met Jezus, met heiligen en onzelfzuchtige mensen, waarover we het nodige in boeken hebben gelezen. En het verstand constateert dat we te kort schieten. Het verstand veroordeelt zichzelf, maar is tevens bang om zich te laten gaan in de ruimte-scheppende vrijheid, waardoor het van zijn boeien bevrijd zou kunnen worden. Net als het mishandelde kind dat heel voorzichtig bij zijn moeder, zijn kwelgeest, vandaan wordt gedragen, schreeuwt het verstand het uit om wat het achter laat en het is bang voor wat er gaat komen. Voor het verstand is zelfs de hel een aanvaardbare zaak, die te verkiezen valt boven het grote onbekende.
Wij schelden onszelf de huid vol voor de dingen die er in ons hoofd zitten, voor de woede en de twijfel, voor de angst en de afkeer. En door die veroordeling wordt de kritische houding van het verstand juist voortgezet. Dit maakt juist dat we ons afgescheiden voelen van onszelf en van de rest. Het pint ons voortdurend vast op ons gedrag en de manier waarop we in het leven staan en treedt maar zelden zo ver op de achtergrond dat we helemaal kunnen opgaan in onze ervaring, dat we één worden met het leven.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
vrijdag 23 november 2012
Onder Controle ?
Het is juist het feit dat we alles onder controle willen houden dat ons lijden grotendeels veroorzaakt. We proberen de prettige dingen uit het verleden opnieuw te beleven, we proberen een barrère op te werpen tegen de toekomst vanuit de pijn van onvervulde verlangens. Maar we hebben wat er met ons gebeurt gewoon niet in de hand.
Het gaat de ene keer zus, de volgende keer zo. En het is nu eenmaal zo dat er de ene keer woede, angst of begerigheid bij komt kijken, en de volgende keer lust of onverschilligheid. En dat is allemaal in orde, omdat dat ons ook gelegenheid biedt om dieper te kijken, om boven de identificatie met al die dingen die we toch ook zijn uit te stijgen. Alsof we dat alleen maar zouden zijn.
Maar als je denkt dat het niet in orde is dat dergelijke gevoelens opkomen, dan trek je je terug uit het heden, dan sta je toneel te spelen en stel je je niet open voor het leven - in één grote samenzweerdige poging om de waarheid te ontkennen tegenover iedereen die je ontmoet.
Dan doe je van weerskanten net of jullie allebei heel stevig met je beide voeten op de grond staan, terwijl je geen van beiden wil toegeven dat de ander ook geen poot heeft om op te staan. Dat is het sociale spelletje dat we spelen. Want het is nu eenmaal niet beleefd om toe te geven dat jullie allebei de werkelijke waarheid verdoezelen. Zoals het ook niet beleefd is om te laten zien dat je bang bent of boos. Zoals we ook bang zijn dat andere mensen niet meer van ons zullen houden als ze wisten wat er werkelijk in ons omging, als we ons precies zo zouden voordoen als we zijn.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
donderdag 22 november 2012
afgesneden afsluiting.
We worden boos en we raken in de war. "Als ik werkelijk spiritueel was, zou ik nooit boos moeten worden. Ik denk dus dat ik eigenlijk niet zo heel spiritueel ben. Ik moet vooral niet laten zien dat ik boos ben." Maar woede is de waarheid van dat moment en als we dat verdringen, als we net doen of het niet bestaat, hebben we weer een kans op vrijheid verspeeld, hebben we weer niet gekeken wie we werkelijk zijn en wie we helemaal niet zijn.
Omdat we niet weten wat die woede nou eigenlijk is, hoewel we het honderden keren hebben ervaren. Net zo goed als we niet weten wat angst is of twijfel - omdat het elke keer dat die gevoelens opkomen een onvoorzien iets is, een bedreiging vormt voor het beeld dat we van onszelf hebben, in plaats dat we zo'n situatie gebruiken om dieper op onszelf in te gaan.
Als er, terwijl we door een straat lopen, iets gebeurt dat een bedreiging voor ons vormt, gaan we er maar heel zelden recht op af. Nee, we proberen uit te wijken naar links of naar rechts om aan het volgende ogenblik te ontsnappen, om eraan te ontkomen.
We weten niet hoe vlug we ons moeten haasten naar de veiligheid van een valse realiteit, een versplinterde staat van zijn, waarin we ons op de een of andere manier veilig voelen. We proberen voortduren aan de waarheid te ontsnappen. We zijn bang voor de open ruimte van het zelfonderzoek, bang dat we kwetsbaar zijn voor de waarheid van het ogenblik. We willen de wereld veroveren, de werkelijkheid beheersen en die naar onze hand zetten naar het beeld dat wij ervan hebben.
Stephen Levine
warme groet Jeltje
zondag 18 november 2012
afgesneden 1
Willen we één geheel worden, dan moeten we niets ontkennen. We denken dat we iets te verliezen hebben en als we steeds maar weer het gevoel versterken dat we iets te verdedigen hebben, worden we telkens weer van het leven afgesneden en blijven we zitten met een versplinterde werkelijkheid via welke we proberen ons diepste wezen uit te drukken.
Maar het leven wordt een verwarrende zaak als we de waarheid buitensluiten. En we vragen ons af hoe we kunnen leven en sterven, met plaats voor de totaliteit van ons wezen, zonder dat het er iets toe doet wat er in ons brein opkomt. Omdat we gemerkt hebben dat we ons afsluiten als we bepaalde eigenschappen bezitten, die we liever niet willen zien. We vragen ons af hoe we ons hart open kunnen houden als we iets meemaken dat minder leuk is, als we ons eigenbelang, onze angst, schuldgevoelens en twijfel zien. Als het gevoel van verwarring overheerst kun je dan nog open staan voor het ogenblik? Of moet je proberen je uit de voeten te maken?
Wij hebben maar zo weinig mededogen met onszelf. Wij barricaderen ons hart en hebben het gevoel helemaal alleen in een vijandige wereld te staan. We laten onze kritische instelling maar zelden varen en maken in ons hart maar zelden plaats voor onszelf.
Hoe komt het dat we in ons hart maar zo weinig mededogen kunnen opbrengen voor dat wezen waarvan we toch maar al te goed weten hoezeer het lijdt? Als we zonder zelfmedelijden volledig onze pijn zouden erkennen, zouden we overspoeld worden door een gevoel van zorg en mededogen met onszelf en ons eigen welzijn. Het feit dat we ons anders moeten voordoen dan we zijn, maakt het leven tot een hel. Het is een regelrecht verzet. En het grootste deel van de tijd leven we in die hel.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
vrijdag 16 november 2012
Het brein
Maar ik denk dat het wel eens heel nuttig, en eigenlijk ook juister, zou kunnen blijken te zijn 'mijn brein, het brein' te noemen.
Want als het 'mijn brein', 'mijn bewustzijn', 'mijn geest' noemt, ga je zoveel stukjes verwijderen dat, wanneer je in die gebroken spiegel zou kijken, deze maar heel weinig zou weerspiegelen van de situatie zoals hij werkelijk is. Hij laat alleen maar die kwaliteiten zien die je graag zou willen laten zien als zijnde degene die je bent, terwijl je de hele rest buiten beschouwing laat en je totaliteit daarmee ontkent.
We denken dat we iets te verbergen hebben. Maar deze zelfbescherming is tevens onze gevangenis.
Stel je eens voor dat je de eerstvolgende vierentwintig uur een kap zou moeten dragen waardoor al je gedachten hoorbaar zouden worden, zodat iedereen op tientallen meters afstand al kon horen welke gedachten er door je hoofd speelden.
Stel je eens voor dat jouw brein vervolgens over de radio werd uitgezonden zodat iedereen om je heen 'jouw' gedachten en fantasieën, 'jouw' dromen en angsten zou kunnen horen.
Zou je het dan niet vreselijk gênant vinden om de straat op te gaan? Zou je dan niet doodsbang zijn om je überhaupt op straat te begeven? En hoe lang zou je die angst de kans geven om je te isoleren van de harten van andere mensen?
Dit is een experiment waar niemand zich waarschijnlijk vrijwillig voor zou lenen. Maar denk je eens in hoe bevrijdend het zou zijn om niets meer te verbergen te hebben. En hoe heerlijk het zou zijn om te merken dat het brein van al die anderen net zo vol zat met verwarring en rare fantasieën, met dezelfde gevoelens van onzekerheid en twijfel.
Hoe lang zou het duren voor dat veroordelende, kritische verstand zijn greep zou verliezen, voor het door de illusie van afgescheidenheid heen zou kijken, voor het met enig gevoel voor humor de waanzin van al die breinen van al die wezens, de waanzin van het brein an sich zou herkennen?
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
donderdag 15 november 2012
versplinterd
Als ons leven op z'n eind loopt, werpen we een terugblik op ons leven en vragen ons af hoe we in vredesnaam rustig kunnen doodgaan, als er zoveel dingen onafgemaakt zijn blijven liggen. We vragen ons met terzijdeschuiving van alle zelfprojecties in alle gemoede af wie we nou eigenlijk zijn.
Het is net of we een versplinterd beeld van onszelf zijn geworden. We ervaren de wereld alsof we in een spiegel hebben gekeken waarop een grote steen is gevallen die hem in duizend kleine stukjes heeft doen barsten, zodat de wereld vanuit een eenvormige realiteit is geworden tot een versplinterde weerspiegeling van wat wij ons voorstellen dat er in werkelijk zou zijn.
Als we naar die versplinterde realiteit kijken, merken we met afschuw op dat bepaalde stukken van het spiegelbeeld nou niet precies zijn wat we graag zouden willen zien of wat we zouden willen laten zien.
"Ik wil niet dat iemand mijn lustgevoelens ziet. Die zou ik maar beter niet kunnen hebben. Dat mag eigenlijk niet. Niemand heeft zulke gekke gedachten als ik." Dus dat stukje halen we uit ons bewustzijn. "O, ik heb echt met mezelf te doen. Als ze eens wisten hoe erg het allemaal is! Maar dat weten ze gelukkig niet." En ook dat stukje wordt verwijderd. Je weet zelf maar al te goed dat die begerigheid, dat egoisme, die seksuele fantasieen, die naijver en die verwarring wel degelijk in jouw brein zitten. En die stukjes haal je ertussenuit. Omdat die stukken onaanvaardbaar zijn voor wat je denkt dat je eigenlijk zou moeten zijn.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
dinsdag 13 november 2012
uitgesteld.
Hoe kun je in volledige rust sterven, als je maar gedeeltelijk hebt geleefd? Hoe kun je, als je zo'n hoge pet op had van jezelf, sterven met een hart dat wijd openstaat voor het mysterie van het grote geheel? Waar moet je je toevlucht zoeken? Waar moet het geloof in de volmaaktheid van het ogenblik in vredesnaam vandaan komen, als je zo vaak bent teruggedeinsd voor datgene waar je bang voor bent?
Het valt niet mee om aan bewust sterven te denken als je merkt hoe onvolledig je je eigenlijk voelt, hoe bang je bent voor het leven.
Het is net of je nooit helemaal echt geboren bent, zo veel stukken van jezelf zijn onderdrukt gebleven en liggen onder het oppervlak samengebald. We hebben zoveel van onszelf steeds maar weer uitgesteld en op de lange baan geschoven. We hebben eigenlijk nooit uitgezocht waarom we ons zo moeilijk van het leven hebben teruggetrokken. We hebben maar al te vaak ons zelfonderzoek gestaakt, omdat we het te pijnlijk was om er dieper op in te gaan.
We hebben het over bewust en volledig sterven, maar we weten maar al te goed dat er een groot aantal aspecten van onszelf zijn blijven liggen. We weten maar al te goed hoeveel van onszelf er nooit aan de oppervlakte is gekomen, hoeveel dingen er nooit aan bod zijn gekomen, hoezeer we het leven verdringen. We hebben nooit met onze beide voeten stevig in het hier en nu gestaan. We hebben altijd lopen schuifelen en scharrelen in afwachting van het volgende ogenblik.
Als we kijken naar onze angst voor de dood, zien we dat we eigenlijk bang zijn voor het volgende moment waarop we geen vat hebben. Daarin ligt een angst voor de vergankelijkheid zelf besloten, voor het volgende onbekende en steeds veranderende ogenblik.
Willen we echter levende, totaal uitgegroeide wezens worden dan moeten we het leven onder ogen gaan zien. Als we het leven niet onder ogen durven te zien, durven we ook de dood niet onder ogen te zien. We ontkennen in een klap zowel de dood als het leven.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
maandag 12 november 2012
het laatste moment afsluiting.
Mensen die leven in de totaliteit die ook de dood omvat schijnen veel minder te lijden. Zij houden zich niet op een ziekelijke manier met de dood bezig, maar staan in het lieflijke heden, en richten hun levensenergie op ieder kostbaar moment dat hun nog rest. Ik heb mensen gekend wier hele leven een voorbereiding vormde op de dood. Maar er zijn maar heel weinig mensen die hun hart en hun geest diepgaand hebben onderzocht als een volmaakte voorbereiding op wat er verder ook mag komen, of dat nu de dood, ziekte, verdriet of vreugde is.
Wie is er werkelijk op voorbereid om te sterven? Wie heeft zo volledig geleefd dat hij zich niet bedreigd voelt door de voorstelling dat hij er niet meer zal zijn? Want het is alleen maar ons eigen idee van de dood dat ons angst aanjaagt. Het is het onbekende waar we voor terugdeinzen.
Hoe vaak lijken we niet op het mishandelde kind op de voorpagina van de krant, dat door een medelijdende verpleegster de kamer wordt uitgedragen, maar dat over haar schouder heen zijn handjes uitstrekt naar zijn moeder en 'mamma, mamma' roept tegen de vrouw die door twee politieagenten aan de andere kant van de kamer wordt vastgehouden, gearresteerd omdat ze haar kind brandwonden heeft toegebracht en het de botten heeft gebroken? Hoe veel mensen reiken niet vertwijfeld terug naar de hel van het bekende in plaats van zich te durven openstellen voor het onbekende met het geduld en de warmte die in ons eigen hart een plaats scheppen voor onszelf en anderen?
Ik heb mensen ontmoet die door de dood volledig in het leven kwamen te staan en daardoor gesterkt werden in hun overtuiging dat er iets is dat gewoon doorgaat, iets dat niet kan worden aangeraakt door het afsterven van het lichaam. Ik heb mensen die hun leven lang in angst geleefd hadden met een nieuwe openheid het ogenblik van hun dood tegemoet zien treden, waardoor ze een gevoel van volledigheid ervoeren dat ze eerder nooit hadden gekend.
Ik heb aan het sterfbed gezeten van mensen die door pijn en angst zo volkomen gesloten waren dat ze zelfs geen afscheid konden nemen van de mensen die hun het meest nastonden. Er bleef zoveel onuitgesproken en ongedaan dat alle betrokkenen zich daardoor beroofd voelden van het contact dat ze zo graag gewild hadden.
Ik heb ook mensen meegemaakt die uitriepen 'O God, ik niet!' toen hun werd meegedeeld dat ze aan een ongeneeslijke ziekte leden, maar die na enkele maanden van diepe inkeer rustig hun ogen konden sluiten om op het moment dat ze werkelijk heengingen te fluisteren: 'Lieve Here Jezus'.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
zondag 11 november 2012
De koning die niet dood wilde
De koning die niet dood wilde
Er was eens een koning en hij ging dood. Maar hij wilde niet. Onder zijn kleed op zijn borst droeg hij het horloge dat hij had gekregen van zijn moeder toen zij stierf. Toen zijn hofarts zag hoe vertederd de koning naar dat horloge keek kreeg hij mededogen en zei: ‘Als alle bladeren van de bomen in uw paleistuin zijn afgewaaid is het uw tijd.’ En hij ging zelf. De koning gaf de paleishovenier de opdracht alle bomen en struiken in zijn paleistuin om te hakken en te vervangen door bomen en struiken waar geen blad aan zat.
Toen de hovenier net voor de herfst klaar was, zag de koning door de tuin de Dood naderen. Deze sprak, aangekomen in de slaapkamer van de koning, met diepe basstem: ‘Majesteit, ik kom u halen…’ maar de koning wees naar buiten en antwoordde: ‘Nee, want er is nog geen blad gevallen!’ Toen vroeg de Dood waarom hij de treurwilg in de uiterste hoek van de tuin niet had laten omhakken. En met betraande ogen antwoordde de koning: ‘Dat kon ik niet! Die staat op het graf van mijn moeder…’ De Dood knikte vol begrip en zei: ‘Als morgenavond de klokken in uw paleis tien uur slaan, kom ik weer. Dan kom ik u halen.’ En hij liet de koning achter.
De koning gaf zijn lakeien direct opdracht alle uurwerken in het paleis kapot te slaan, wat zij die nacht en volgende dag ook fanatiek deden.
In de avond arriveerde de Dood opnieuw bij de koning in de slaapkamer, maar weer toen hij zei dat hij de koning kwam halen, schudde deze heftig het hoofd en zei: ‘Er heeft nog geen klok tien uur geslagen!’ De Dood antwoordde niet, maar op het moment dat hij zijn schouders ophaalde, klonk er van onder het nachthemd van de koning een speeldoosachtig tingelgeluidje. Geschrokken haalde de koning het uurwerkje van zijn moeder tevoorschijn.
‘Waarom hebt u dat niet stuk laten slaan?’ vroeg de Dood.
‘Dat kon ik niet,’ snikte de koning, ‘het was van mijn moeder. Ze gaf het mij toen ze stierf…’ Weer knikte de Dood vol begrip en zei: ‘U hield veel van uw moeder, nietwaar?’
‘Zielsveel!’ zuchtte de koning en zijn borst zwol van ontroering.
‘Zou u haar nog wel eens weer willen zien?’ vroeg de Dood met zachte stem.
‘Oh ja! Dat is mijn liefste wens,’ riep de koning. Daarop ging de deur open en kwam zijn moeder binnen. Schreiend vielen ze in elkaars armen en de koning riep wanhopig: ‘Moeder, ik wil niet!’ Met haar broze handjes streek zijn moeder hem door het haar en antwoordde: ‘Jongen dat geeft niet. Je bent het al….’
Vrij naar G. Bomans door Ferdy Masselink
Warme groet Jeltje
donderdag 8 november 2012
Dat laatste moment 1
Vijfenzeventig procent van de bevolking blaast de laatste adem uit in een bejaardentehuis, verpleeghuis of ziekenhuis. De meesten sterven dus in instellingen waar die dood als de grote boosdoener en vijand wordt beschouwd. Ik heb eindeloos veel mensen de dood tegemoet zien gaan in volslagen lichamelijke en geestelijke vereenzaming, zodat ze zich niet konden openstellen en zich niet over hun verkeerde voorstellingen en angsten heen konden zetten, naar hart en geest afgesneden van de mensen die ze liefhadden en die dit kostbare moment misschien met hen hadden kunnen delen. Niet in staat om te vertrouwen op hun innerlijke aard, afgesneden van het leven zelf, betreden ze met een uiterst pijnlijk gevoel van onzekerheid en verwarring een ander bestaansrijk.
Ik heb talloze keren meegemaakt dat mensen zich wanhopig vastklampten aan een lichaam dat razend snel in verval raakte, in de hoop dat er opeens een wonder zou gebeuren, gekweld door een groot verlangen naar een vervulling die ze in het leven nooit hadden gekend.
Ik heb ook mensen ontmoet, wier dood een bron van inspiratie vormde voor allen die erbij betrokken waren, die met zoveel liefde en mededogen stierven dat het degenen die erbij waren nog weken lang vervulde met een gevoel van vreugde.
Maar heel weinig mensen hebben het leven zo ten volle geleefd dat de dood voor hen geen bedreiging vormt, dat hij niet de grimmige maaier is die achter de duistere vensters op de loer ligt. De meesten bevechten de dood zoals ze ook het leven bevochten hebben, steeds maar worstelend om een stukje vaste grond onder de voeten, om een greintje controle over de onophoudelijke stroom van veranderingen waardoor dit bestaansniveau wordt gekenmerkt.
Er zijn maar heel weinig mensen die ongeschonden en gaaf sterven. De meesten leven een leven, waaraan ze maar gedeeltelijk deel hebben en verkeren daarover in grote verwarring. De meesten denken dat hun lichaam hun toebehoort. Maar heel weinigen zien dat het slechts een tijdelijke verblijfplaats is, waaruit ze uiteindelijk verdreven zullen worden. De mensen die zichzelf beschouwen als tijdelijke gasten in hun lichaam, zijn vaak beter in staat om gemakkelijk heen te gaan.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
woensdag 7 november 2012
Ontkenning van de dood afsluiting.
En toch ligt in het toegeven dat we sterfelijk zijn de sleutel tot het leven besloten. De confrontatie met de dood stemt ons op een heel diep niveau af op het leven dat we menen te zullen verliezen als ons lichaam het zal opgeven.
Maar hoe zit het met het gevoel van aanwezigheid, van tegenwoordigheid dat we toch allemaal ervaren, met het tijdeloos zijn, dat geen begin schijnt te kennen en waarvan we het gevoel hebben dat het ook nooit zal eindigen? Wij kunnen ons alleen maar voorstellen dat we eens zullen sterven, omdat we geloven dat we ooit geboren zijn. Wij vertrouwen dat gevoel van eindeloosheid, van oneindigheid van binnen niet helemaal.
Wij lijden omdat we ons vastklampen aan het idee van hoe het had kunnen zijn, hoe het eigenlijk had moeten zijn. Verdriet maakt deel uit van ons dagelijks bestaan. Maar het gebeurt maar zelden dat we die pijn in ons hart herkennen, die door iemand ooit is aangeduid als 'een diep wenen, een treuren om alles wat we hebben achtergelaten'.
Een vriendin die terugblikte op de tijd toen ze vernam dat de kanker waaraan ze leed ongeneeslijk was, zei: "Ongeneeslijk betekende dat ik wel moest erkennen dat de dood bestond. Het betekende niet dat ik binnen het jaar zou sterven of dat ik ter plekke dood zou neervallen. Het betekende dat ik eindelijk moest erkennen dat ik überhaupt zou sterven."
Het valt niet mee om in een maatschappij die gebaseerd is op materieel gewin, die zich volledig met het lichaam heeft geïdentificeerd die zoveel waarde hecht aan een goede gezondheid en die zo bang is voor de dood, te zien dat de dood iets natuurlijks is, dat deze zelfs noodzakelijk is voor de voortgang van het leven, zowel in de innerlijke als in de uiterlijke zin.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
dinsdag 6 november 2012
Ontkenning van de dood 2
Als we zien hoe het lichaam mettertijd in verval raakt, als we met het voortschrijden van de jaren de verandering in de stofwisseling waarnemen, het buikje dat bij de middelbare leeftijd hoort, het verlaagde energiepeil, het grijzen van de slapen, het verslappen van de spieren, de haaruitval, hoe kunnen we dan in vredesnaam ontkennen dat het onvermijdelijk is dat het lichaam langzaam wegkwijnt.
En hoe kunnen we de dood veronachtzamen als we mensen die ons lief zijn verliezen, als we zien dat alles wat ons bekend en vertrouwd is aan een constante verandering onderhevig is, dat wij zelf hout zijn waaruit de geschiedenis wordt gesneden.
En hoe vaak worden we aangemoedigd om de pijnen en pijntjes waarmee griep gepaard gaat te aanvaarden als een voorbereiding op de dood, als een middel waardoor we ons verzet tegen het leven kunnen opgeven? Omdat we voortdurend vechten voor voldoening en bevrediging van ogenblik tot ogenblik, prijzen we onszelf gelukkig of ongelukkig en besteden maar weinig aandacht aan de les die de sterfelijkheid ons wil leren.
We grijpen ziekte maar heel zelden aan als een gelegenheid om onze verhouding tot het leven te peilen of onze angst voor de dood te onderzoeken. Ziekte wordt opgevat als iets verkeerds. Wij stellen ons volledig af op een goede gezondheid en de pepsi cola vitaliteit. Wij denken dat het alleen maar goed met ons zit als we gezond zijn. Maar als we met zulke vooropgezette ideeën rondlopen, hoe kunnen we dan in vredesnaam leren ons open te stellen voor het onmogelijke? Hoe kunnen we leren het onbekende eerlijk en dapper tegemoet te treden, waardoor het leven zijn volheid herkrijgt?
Stephen Levine
warme groet Jeltje
Ontkenning van de dood 1
Wij leven in een maatschappij die erop gericht is om de dood te ontkennen. Dit zou wel eens de reden kunnen zijn dat zoveel mensen zich op het moment dat ze zelf bezig zijn dood te gaan zo schuldig en in de war voelen. Net als over seks is er over de dood altijd gesproken achter gesloten deuren. We voelen ons schuldig over het feit dat we sterven, omdat we eigenlijk ook niet precies weten hoe we moeten leven. De manier waarop we geleefd hebben, de manier waarop we tegen het leven aankeken, bepaalt de manier waarop we sterven.
Mensen uit een zogenaamde 'materieel ingestelde maatschappij', wier technologie heeft bewerkstelligd dat de nadruk op het materiële vlak kwam te liggen, waardoor ze minder gericht zijn op het louter overleven, en die hun eigenwaarde afmeten aan hun bezit, zijn waarschijnlijk meer geneigd om zich met het lichaam te identificeren. Onze maatschappij besteeds jaarlijks miljoenen aan cosmetica, corsetten, toupetjes, face lifts en kleurspoelingen, waardoor de les die we zouden kunnen leren uit het feit dat ons lichaam in verval raakt, steeds verder op de achtergrond wordt gedrongen.
Het is toch eigenlijk belachelijk dat in een land als Amerika jaarlijks meer dan vierhonderd miljoen dollar wordt besteed aan vermageringsdiëten en andere methoden om af te slanken, terwijl verhongeren een van de grootste plagen is waardoor de wereld wordt geteisterd.
Stephen Livine.
Warme groet Jeltje
zondag 4 november 2012
Stephen Livine
Onze angst voor de dood staat regelrecht op één lijn met onze angst voor het leven. Denkend aan de dood hebben we het gevoel dat we datgene zullen verliezen wat we 'ik' noemen. En dat willen we koste wat het kost voorkomen, ook al weten we amper waar dit 'ik' eigenlijk op slaat. Het blijft iets vaags dat in een voortdurende verandering is begrepen. We zijn bang dat we in de dood ons 'ik' onze 'mij
-heid' zullen verliezen. We constateren dat hoe groter dit gevoel van 'ik-heid' is, hoe groter het gevoel van afgescheidenheid en de angst voor de dood worden. En hoe meer we proberen dit idee van het 'ik' te beschermen, des te minder kunnen we ervaren van datgene wat boven het ik uitstijgt.
Hoe meer we geïnvesteerd hebben in het beschermen van dat 'ik', hoe meer we te verliezen hebben en hoe minder we openstaan voor een dieper ingaan op datgene wat sterft, op datgene wat werkelijk is. Hoe meer we ons verstoppen, hoe meer we het leven een bepaald etiket opdrukken, hoe meer we het leven uitstellen, des te banger zijn we voor de dood.
Door dit 'ik' te beschermen, drukken we het leven weg en vragen ons vervolgens af waarom het allemaal zo zinloos is.
Pas als we niets meer te verbergen hebben, kunnen we ons bevrijden. En inzien dat de inhouden van ons bewustzijn slechts het resultaat zijn van voorafgaande conditionering, als iets dat helemaal niet zo bijzonder is. Dan wordt ons duidelijk dat al deze gemoedsgesteldheden waar we zo bang voor zijn, in feite weer ondergespit kunnen worden in onszelf om te dienen als kunstmest, als mest voor toekomstige groei.
Dit houdt in dat, willen we werkelijk dat dit materiaal tot compost wordt, werkelijk goede mest is voor onze groei, we in ons hart ruimte moeten maken voor onszelf. We moeten het mededogen aankweken dat ruimte biedt voor het moment zoals dat zich aan ons voordoet, in het heldere licht van het bewustzijn en zonder dat we de waarheid ook maar enigszins verdoezelen.
Stephen Levine
Warme groet
zondag 21 oktober 2012
dankbaarheid/ Hans Stolp afsluiting
Wij kunnen niet groot genoeg denken over de werkzaamheid van deze kracht. En dus ook niet groot genoeg over het belang van deze onvoorwaardelijke dankbaarheid.
Vreemd is deze gedachte wel voor veel mensen; want dankbaarheid is niet iets wat in aardse verhoudingen erg in tel is. Maar voor de geestelijke wereld geldt dat het de stof is waaruit deze wereld is opgebouwd! U als leer zult begrijpen dat we gemakkelijk een heel boek alleen al aan dit thema, dankbaarheid, zouden kunnen wijden. Want dankbaarheid is niet iets, dat je door het lezen van een enkele pagina verwerft,maar waar je een heel leven over doet.
Een leven van innerlijke strijd met al die donkere ego-gevoelens die ons in de weg staan om tot deze dankbaarheid te komen: angst,het gevoel tekort gekomen te zijn, miskenning, onzekerheid en ga zo maar door. Maar hoe meer we gaan beseffen, dat het verwerven van dankbaarheid niet alleen iets is dat we voor onszelf doen, maar dat elke stap vooruit op deze weg ook een geschenk is voor de geestelijke wereld, hoe meer wij daardoor de impuls en de bemoediging zullen ontvangen om steeds weer voort te gaan langs deze weg.
Warme groet Jeltje
donderdag 18 oktober 2012
dinsdag 16 oktober 2012
6 jaar en brandweerman
Dit zal je misschien raken tot diep in je hart, want het is een fantastisch verhaal!
In Phoenix, Arizona, keek een 26‐jarige moeder neer op haar zesjarige zoon, die
leed aan terminale leukemie.
Hoewel haar hart vol droefheid was, voelde ze zich ook vastbesloten.
Zoals elke ouder wenste ze dat haar zoon opgroeide en zijn dromen kon waar
maken. Nu was dat niet langer mogelijk.
Leukemie zou daar voo
r zorgen. Maar ze wilde toch dat de droom van haar zoon
vervuld zou worden.
Ze nam de hand van haar zoon en vroeg: ‘Billy, dacht jij ooit aan wat je wilde
worden als je groot zult zijn? Heb je ooit gedroomd en gewenst wat je met je
leven zou willen doen?
Mamma, ik wilde altijd brandweerman worden wanneer ik groot ben.’
De moeder glimlachte en zei, ‘Laten we eens zien of we jouw wens in vervulling
kunnen laten gaan.’
Die dag nog ging ze naar de lokale branweerkazerne waar ze brandweerman Bob
ontmoette, die een hart had zo groot als Phoenix.
Ze legde uit wat de laatste wens van haar zoon was en vroeg of het misschien
mogelijk was haar zesjarige zoon mee te nemen in een brandweerwagen voor een
ritje rond de kazerne.
Brandweerman Bob antwoordde: ‘We kunnen beter doen dan dat. Als je zorgt dat
je zoon woensdagmorgen om 7 uur klaar staat, maken we hem erebrandweerman
voor de hele dag. Hij mag meekomen naar de kazerne, eten met
ons, meegaan naar alle oproepen, alles erop en eraan!
En als je ons zijn maten geeft, zorgen we voor een echt uniform voor hem, met
een echte brandweerhelm – geen speelgoed –met het logo van de Phoenix
Brandweer erop, een gele jas zoals wij dragen en rubber laarzen.
Ze worden hier in Phoenix gefabriceerd, dus we kunnen ze snel hebben.’
Drie dagen later pikte brandweerman Bob Billy op, deed hem zijn uniform aan en
begeleidde hem van zijn ziekenbed naar de wachtende ladderwagen.
Billy ging achter in de wagen zitten en reed mee terug naar de kazerne. Hij was in
de hemel.
Er waren die dag drie oproepen in Phoenix en Billy mocht mee naar alle drie deze
oproepen.
Hij reed mee in verschillende brandweerwagens, in de ziekenwagen en zelfs in de
auto van de commandant.
Hij werd ook gefilmd voor het lokale nieuwsprogramma.
Nu zijn droom, die hem met alle liefde en aandacht geschonken werd, waarheid
geworden was, werd Billy zo diep geraakt, dat hij drie maanden langer leefde dan
de dokters voor mogelijk hielden.
Op een nacht begonnen zijn vitale functies dramatisch achteruit te gaan en de
hoofdzuster in het verpleeghuis voor terminale patiënten, die vond dat niemand
eenzaam mocht sterven, begon de familieleden te bellen om naar het ziekenhuis
te komen.
Toen herinnerde ze zich de dag die Billy doorgebracht had als brandweerman en
ze belde de brandweercommandant en vroeg of het mogelijk was een
brandweerman in uniform te sturen naar het ziekenhuis om bij Billy te zijn
wanneer hij overging naar de overzijde.
De commandant antwoordde: ‘We kunnen beter dan dat. We zijn er binnen de
vijf minuten. Wilt u me een plezier doen?
Wanneer u de sirenes hoort en de zwaailichten ziet, wilt u dan via het
omroepsysteem aankondigen dat er geen brand is?
Het is de brandweer die een van haar fijnste leden nog eens wil zien. En wilt u het
raam van zijn kamer openen?
Ongeveer vijf minute later arriveerde een ladderwagen bij het ziekenhuis en
schoof de ladder uit tot Billy’s open raam op de derde verdieping ‐‐‐‐‐‐
16 brandbestrijders klommen via de ladder tot in Billy’s kamer!!
Met de toestemming van zijn moeder knuffelden zij hem en vertelden hoeveel ze
van hem hielden.
Met zijn laatste adem keek Billy op naar de commandant en vroeg: ‘Commandant,
ben ik nu een echte brandweerman?’
‘Billy, dat ben je, en de hoofdcommandant, Jezus, houdt je hand vast,’ zei de
commandant.
Op deze woorden glimlachte Billy en zei, ‘Ik weet het, Hij houdt mijn hand al de
hele dag vast en ik hoorde de de engelen zingen’.
Hij sloot zijn ogen voor de laatste keer.
Een waar gebeurd verhaal uit het Engels vertaald door Bart van der Meijde
zondag 14 oktober 2012
woensdag 10 oktober 2012
dankbaarheid/ Hans Stolp deel 2
Het inspireren van gestorvenen.
Het is dus geen geringe kracht die wij met onze dankbaarheid naar de ander toe in beweging brengen! Bovendien, ook als de ander al vanuit het Kamaloka de Lichtwereld is ingegaan, dan nog blijft onze dankbaarheid een geweldige inspirerende kracht voor de verdere weg van de ander door de geestelijke sferen heen . Om het eenvoudig, beeldend, te zeggen: onze dankbaarheid geeft de ander vleugels en stelt haar of hem tot ongehoorde dingen in staat. Zo begeesterend werkt de dankbaarheid die wij de ander toedragen!
Maar wanneer we nadenken over onze dankbaarheid als een inspirerende kracht, mogen we beseffen dat deze niet alleen maar betrekking heeft op wat de ander ons tijdens zijn of haar leven op aarde gaf. Die persoonlijke dankbaarheid mag ingebed zijn in een totaalbesef van dankbaarheid: kan ik God dankbaar zijn voor alles wat ik in dit leven te doorleven kreeg en wat ik allemaal mocht meemaken? Kan ik Hem (Haar) dankbaar zijn voor werkelijk alle lotgevallen in mijn leven, de donkere en de lichte, de vrolijke en de verdrietige, de eenzame en gelukkige ervaringen? Kan ik God dankbaar zijn voor de hoogten en diepten van mijn leven? Alweer: het is geen gemakkelijke vraag die wij hier voorgelegd krijgen; het is een vraag waarop wij het antwoord ook niet zomaar ineens kunnen geven. Dat antwoord kan pas rijpen na een jarenlange worsteling met onszelf en met de pijn en de teleurstelling van het leven.Maar als wij uiteindelijk rijpen tot deze onvoorwaardelijke en totale dankbaarheid, dan wordt dat een geestelijke kracht die al onze geliefden’ aan de overkant’ bereikt en inspireert. En die zo, door hen heen, tot een inspirerende kracht wordt voor heel de geestelijke wereld
Wordt vervolgd
Warme groet Jeltje
Dankbaarheid/ Hans Stolp deel 1
Het eerste geschenk is onze dankbaarheid. De uiteindelijke vraag die begint op te lichten aan het einde van het bezinningsproces dat begint na het overgaan van een geliefde, is deze: kan ik werkelijk dankbaar zijn voor de rol die de overgegane in mijn leven gespeeld heeft? Kan ik haar of hem dankbaar zijn voo alles wat hij of zij mij te doorleven gaf ? dat betekent dus ook dankbaarheid voor alle moeilijke of pijnlijke ervaringen waarin ik door de ander getrokken werd. Nu is dankbaarheid voor mooie en fijne ervaringen niet moeilijk: zo’n dankbaarheid welt a.h.w. vanzelf in ons hart op. Maar dankbaarheid voor pijnlijke ervaringen is niet vanzelfsprekend. Bitterheid of wrok liggen dan meer voor de hand. En toch gaat het erom dat wij leren inzien dat wij op de een of andere manier die moeilijke en pijnlijke ervaringen nodig hadden- omdat wij anders immers niet zouden zijn uitgegroeid tot de mens die wij nu geworden zijn.
Als wij de bitterheid of de wrok te boven komen zijn en oog gekregen hebben voor wat wij dwars door die pijnlijke ervaringen heen mochten leren, dan kan er langzamerhand dankbaarheid groeien, ook voor die hardhandige lessen die wij kennelijk nodig hadden om tot inzicht te komen, Wanneer deze dankbaarheid stap voor stap in ons groeit, wordt dankbaarheid een geestelijke kracht die regelrecht vanuit ons hart naar de ander toestroomt en deze een geweldige impuls geeft bij haar of zijn bezinningsproces in het Kamaloka.
Het zal hem of haar zeker helpen om ook zelf, dwars door de teleurstelling heen, toe te groeien naar dankbaarheid. En waar alleen nog maar dankbaarheid is, daar groet de vrede met het voltooide en afgesloten aardse leven en kan dat leven daardoor worden los gelaten.
Wordt vervolgd
Warme groet Jeltje
vrijdag 5 oktober 2012
Het inspireren van gestorvenen bij haar of zijn weg door de geestelijke wereld.
Lieve lezer,
Het inspireren van gestorvenen bij haar of zijn weg door de geestelijke wereld.
Tot de grootste geschenken die wij de gestorvenen vanaf de aarde kunnen en mogen meegeven, behoren die van dankbaarheid, van vertrouwen en van een nieuwe gerichtheid op de toekomst. Het zijn deze drie geschenken die het leven en de weg van gestorvene in de geestelijke wereld ingrijpend kunnen bepalen. Daarom wilde ik ze èèn voor èèn gaan overdenken in hun werking aan de hand van een boekje van Hans Stolp, ‘ Leven voorbij de dood’. In de volgende stukken ga ik die voor u hier plaatsen.
Warme groet Jeltje
vrijdag 21 september 2012
tegendeel
Als je door een bos loopt dat niet door de mens getemd is
en dat met rust gelaten wordt, zie je het niet alleen krioelen van leven
maar zie je bij elke stap ook omgevallen bomen en rottende boomstronken,
rottend blad en composterend materiaal.
Overal waar je kijkt zie je leven en dood.
Maar bij nadere inspectie ontdek je dat de rottende boomstronk
en de rottende bladeren niet alleen nieuw leven schenken
maar zelf vol leven zijn. Er zijn micro-organismen aan het werk.
Moleculen herschikken zich. De dood is dus nergens te vinden.
Er is alleen een metamorfose van levensvormen.
Wat kun je daarvan leren?
De dood is niet het tegendeel van het leven.
Het leven heeft geen tegendeel.
Het tegendeel van de dood is de geboorte.
Leven is eeuwig.
Uit: De Stilte Spreekt
Eckhart Tolle
zondag 9 september 2012
zaterdag 4 augustus 2012
zondag 29 juli 2012
Als tijd niet meer bestaat
Het volgende gedicht wilde ik graag met u delen.
Nu tijd niet meer bestaat,
alles rond is zoals het gaat,
legt de moeder haar spiegel neer,
en strijkt haar gezicht glad,
zo schoon zo ongeplooid,
en van alle strijd ontdooid,
gelijk een pasgeborene,
en zonder het verlorene,
alleen de winst van dit aards bestaan,
zo laat zij zich nu gaan,
en geeft zich over aan al wat is,
voorbij de angst, verlies en pijn,
kunnen zij nu beiden zijn,
een gesmolten hart vervuld,
een leven rond en ingevuld,
Jannette Lamme.
warme groet Jeltje
Abonneren op:
Posts (Atom)