dinsdag 30 augustus 2011

woensdag 24 augustus 2011

Afscheid, Ken wilber.

afscheid

En dus begonnen de meest buitengewone achtenveertig uur van ons leven samen. Treya had besloten te sterven. Er was geen medische reden waarom ze op dit punt zou sterven. Haar artsen meenden dat ze met medicijnen en beperkte ondersteuning nog minstens verscheidene maanden zou kunnen leven, zij het in het ziekenhuis, en ja dan zou ze sterven. Treya was echter tot een besluit gekomen. Ze wilde niet op die manier doodgaan, in een ziekenhuis, met slangetjes in haar lichaam en constant aan het morfine-infuus en de onvermijdelijke longontsteking en het langzame stikken - alle afgrijselijke beelden die door mijn hoofd waren gegaan. En ik had dat vreemde gevoel dat Treya, wat haar redenen verder ook mochten zijn, ons allemaal die beproeving zou besparen. Ze zou dat alles gewoon overslaan, dank je zeer, en nu vredig sterven. Maar wat haar redenen ook mochten zijn, ik wist dat wanneer Treya eenmaal een besluit had genomen, het ook definitief was.

Ik stopte Treya die avond in bed en ging bij haar zitten. Ze was bijna in vervoering. 'Ik ga, ik kan het niet geloven, ik ga. Ik ben zo blij, ik ben zo blij, ik ben zo blij.' Als een mantra voor definitieve verlossing bleef ze herhalen: 'Ik ben zo blij, ik ben zo blij...'
Haar hele gelaat lichtte op. Ze straalde. Haar lichaam begon vóór mijn ogen te veranderen. Binnen een uur leek ze vijf kilo af te vallen. Het was net alsof haar lichaam, toegevend aan haar wil, begon te krimpen en zich in zichzelf terug begon te trekken. Ze begon haar levensfuncties uit te schakelen; ze begon te sterven. Binnen dat uur was ze een ander wezen, klaar en bereid om te sterven. Ze was hier zeer vastberaden over, en ze was heel blij. Haar extatische reactie was aanstekelijk, en tot mijn grote verwarring bleek ik met haar blijdschap mee te voelen.
Toen zei ze tamelijk abrupt: 'Maar ik wil je niet achterlaten. Ik houd zo van je. Ik kan je niet achterlaten. Ik houd zo van je.' Ze begon te huilen, te snikken, en ik begon ook te huilen, te snikken. Ik had het gevoel alle tranen van de afgelopen vijf jaar te storten, diepe tranen die ik had ingehouden om sterk te zijn voor Treya. We praatten uitvoerig over onze liefde voor elkaar, een liefde die ons allebei - het klinkt afgezaagd - een liefde die ons allebei sterker, en beter, en wijzer, had gemaakt. Onze zorg voor elkaar was in decennia gegroeid, en nu we voor het einde van dit alles stonden voelden we ons allebei overweldigd. Het klinkt zo saai, maar het was het tederste moment dat ik ooit heb gekend, met de enige persoon met wie ik het ooit had kunnen kennen.

Die avond - zondagavond - brachten we haar weer naar bed, en weer sliep ik op haar acupunctuurtafel, zodat ik erbij kon zijn als er iets gebeurde. Er leek zich iets buitengewoons af te spelen in dat huis, en we wisten het allemaal.
Om ongeveer 3.30 uur die ochtend werd Treya plotseling wakker. De sfeer was bijna hallucinatorisch. Ik werd onmiddelijk wakker en vroeg hoe ze zich voelde. 'Is het tijd voor morfine?' zei ze met een glimlach. Tijdens heel haar beproeving met kanker, met uitzondering van de operaties, had Treya in totaal vier morfinepillen genomen. 'Zeker, liefje, wat je maar wilt. 'Ik gaf haar een morfinetablet en een lichte slaappil, en we hadden ons laatste gesprek.
'Liefje, ik geloof dat het tijd is om te gaan', begon ze.
'Ik ben bij je schat.'
'Ik ben zo gelukkig.' Lange stilte. 'Deze wereld is zo vreemd. Hij is gewoon zo vreemd. Maar ik ga.' Ze was in een blije, humoristische en vastberaden stemming.
Ik begon verscheidene kernzinnen te herhalen uit de religieuze tradities die ze zo belangrijk vond, zinnen waar ik haar tot het laatst toe aan moest herinneren, zo had ze gevraagd, zinnen die ze altijd op haar spreukenkaartjes bij zich had gedragen.

'Ontspan je in de aanwezigheid van wat is', begon ik. 'Laat het zelf zich ontvouwen in het onmetelijke uitspansel van alle ruimte. Je oorspronkelijke geest is ongeboren en onsterfelijk; hij is niet met dit lichaam geboren en hij zal niet met dit lichaam sterven. Herken je eigen geest als eeuwig één met de Geest.'
Haar gezicht ontspande, en ze keek me heel helder en recht aan.
'Zul je me weten te vinden?'
'Ik beloof het.'
'Dan is het tijd om te gaan.'

Het bleef heel lang stil, en het leek me dat de hele kamer helder werd, wat vreemd was omdat het er aardedonker was. Het was het heiligste moment, het oprechtste moment, het eenvoudigste moment dat ik ooit heb meegemaakt. Het duidelijkste. Het volmaakt duidelijkste. Ik had iets dergelijks in mijn leven nog nooit meegemaakt. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was eenvoudig aanwezig voor Treya.
Ze bewoog zich naar me toe, probeerde te gebaren, probeerde iets te zeggen, iets waarvan ze wilde dat ik het begreep, het laatste wat ze me vertelde. 'Je bent de geweldigste man die ik ooit heb gekend', fluisterde ze. 'Je bent de geweldigste man die ik ooit heb gekend. Mijn kampioen...' Ze bleef het herhalen: 'Mijn kampioen. Ik leunde voorover om haar te vertellen dat ze de enige echt verlichte persoon was die ik ooit had gekend. Dat ik door haar begreep wat verlichting was. Dat een universum dat Treya had voortgebracht een heilig universum was. Dat God bestond vanwege haar. Al deze dingen gingen door mijn hoofd. Al deze dingen wilde ik zeggen. Ik wist dat ze zich bewust was hoe ik me voelde, maar mijn keel zat dichtgesnoerd; ik kon niet praten; ik huilde niet, ik kon alleen niet praten. Ik bracht slechts schor uit: 'Ik zal je vinden, schat, ik zal...'

Treya sloot haar ogen en deed ze eigenlijk ook nooit meer open.
Mijn hart brak. Een uitspraak van Da Free John bleef door mijn gedachten malen: 'Beoefen de wond van liefde... beoefen de wond van liefde.' Echte liefde doet pijn; echte liefde maakt je volkomen kwetsbaar en open; echte liefde laat je ver buiten jezelf treden; en daarom zal echte liefde je vernietigen. Ik bleef maar denken: als liefde je niet verplettert ken je liefde niet. We hebben allebei de wond van liefde beoefend, en ik was verpletterd. Achteraf lijkt het me dat we op dat simpele en oprechte ogenblik allebei stierven.

Op dat moment begon ik op te merken dat de sfeer erg onrustig was geworden. Het duurde verscheidene minuten voordat ik besefte dat de stoornis niet aan mijn smart of mijn verdriet lag. Het lag aan de woeste windvlagen buiten. En het woei niet alleen. De wind begon aan te wakkeren tot een hevige storm; ons normaal door en door solide huis schudde en rammelde in de stormachtige wind die er precies op dat moment tegen beukte. In feite berichtten de kranten de volgende dag dat exact om vier uur die ochtend record-windvlagen - die de ongelooflijke snelheid van ruim 180 km per uur bereikten - door Boulder (hoewel, onverklaarbaar, nergens anders in Colorado) waren begonnen te razen. De wind blies auto's omver - zelfs een vliegtuig! - zoals de krantenkoppen de volgende dag stipt vermeldden.

De windvlagen waren toeval, veronderstel ik. Niettemin versterkte het constante rammelen en schudden van het huis wel het gevoel dat er iets bovenaards gebeurde. Ik herinner me dat ik weer probeerde te gaan slapen, maar het huis rammelde zo erg dat ik opstond en dekens voor de ramen van de slaapkamer hing, uit angst dat ze zouden breken. Eindelijk dommelde ik in, denkend: 'Treya sterft, niets is bestendig, alles is leeg, Treya sterft..'
De volgende ochtend nam Treya de houding aan waarin ze zou sterven - ondersteund door kussens, armen langs haar lichaam, mala in haar hand. De avond tevoren was ze begonnen in stilte voor zichzelf 'Om Mani Padme Hum', de boeddhistische mantra van mededogen, te herhalen, en 'Geef je over aan God' haar favouriete christelijke gebed. Ik geloof dat ze dat is blijven doen...
De middag duurde voort; de wind bleef aan het huis rammelen en bijdragen aan de bijzonder griezelige sfeer. Urenlang hield ik Treya's hand vast en bleef ik haar in het oor fluisteren: 'Treya, je kunt nu gaan. Alles hier is voltooid en klaar. Laat gewoon los, laat het gewoon gebeuren. We zijn allemaal hier, schat, laat het maar gebeuren.'...

Ik liep even weg om water te gaan drinken, en ineens was Tracy er en zei: Ken, kom direct naar boven. Ik rende de trap op, sprong op het bed, pakte Treya's hand vast. De hele familie - iedereen, en goede vriend Warren - haastte zich de kamer binnen. Treya opende haar ogen, keek heel zacht naar iedereen om haar heen, keek mij aan, en hield op met ademen.
Iedereen in de kamer was er helemaal bij en aanwezig voor Treya. Toen begon de hele kamer te huilen. Ik hield haar hand vast en legde mijn andere hand op haar hart. Mijn lichaam begon heftig te schokken. Het was eindelijk gebeurd. Ik kon niet ophouden met schokken. Ik fluisterde de paar voornaamste zinsneden uit het Dodenboek ('Herken het Heldere Licht als uw oorspronkelijke Geest, besef dat u nu één bent met de Verlichte Geest') in haar oor. Maar we huilden allemaal vooral.
De beste, de sterkste, de verlichtste, de eerlijkste, de mooiste, de meest bezielende, de deugdzaamste, de dierbaarste persoon die ik ooit had gekend, was juist gestorven. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat het universum nooit meer hetzelfde zou zijn.

Precies vijf minuten na haar dood zei Michael: 'Luister. Hoor dat eens.' De stormachtige wind was volledig gaan liggen en de atmosfeer was volstrekt kalm.
Ook dit werd, met het exacte tijdstip, plichtsgetrouw vermeld in de kranten van de volgende dag. De Oudheid kende de uitdrukking: Wanneer een grote ziel sterft, steekt er een storm op.' Hoe groter de ziel, des te sterker de wind die nodig is om hem weg te voeren. Misschien was het allemaal toeval, maar ik kon niet anders dan denken: Een grote, grote ziel is gestorven, en de wind reageert...
Ik had geregeld dat Treya's lichaam vierentwintig uur ongestoord kon blijven liggen. Ongeveer een uur na haar dood verlieten we allemaal de kamer, vooral om te kalmeren.


Iedereen ging die avond naar boven om afscheid van haar te nemen. Ik bleef die nacht op en las haar tot drie uur 's ochtends voor. Ik las haar favoriete religieuze passages; ik zei haar geliefkoosde gebed (geef je over aan God); ik verrichte haar favouriete spirituele oefening; en vooral las ik haar de essentiéle aanwijzingen uit Het Tibetaanse Dodenboek voor. (Die las ik haar 49 keer voor. De kern van deze instructies is dat het stervensmoment, om het in christelijke termen uit te drukken, het moment is waarop je je stoffelijke lichaam en individueel ego aflegt en één wordt met de absolute Geest of God. Het herkennen van de schittering en helderheid die op het moment van sterven van nature verschijnen betekent daarom het herkennen van je eigen bewustzijn als eeuwig verlicht, of één met de Godheid. Je zegt deze instructies gewoon op voor de persoon, keer op keer op keer, in de zeer waarschijnlijke veronderstelling dat zijn of haar ziel je nog kan horen. En dat deed ik dus).

Misschien beeld ik me dit alles in, maar ik zweer dat bij de derde voorlezing van de essentiële aanwijzingen om te beseffen dat je ziel één is met God, er iets hoorbaar klikte in de kamer. Ik bukte zelfs. Ik had het duidelijke, tastbare gevoel dat ze op dat aardedonkere moment, om 2 uur 's ochtends, ondubbelzinnig haar ware aard besefte en schoon brandde. Met andere woorden, dat ze, toen ze de aanwijzingen hoorde, de grote verlichting of bevrijding herkende die haar altijd had toebehoord. Dat ze volledig was opgelost in Alle Ruimte, was opgegaan in het hele universum, net als tijdens haar ervaring als dertienjarige, net als in haar meditaties, precies zoals ze hoopte dat het bij haar uiteindelijke dood zou gebeuren.
Ik weet het niet, misschien beeld ik me dit in. Maar, Treya kennende, misschien ook niet.

Enkele maanden later las ik een zeer geëerbiedigde dzogchen-tekst waarin de stadia van het sterven worden beschreven. De tekst noemde twee stoffelijke tekens die erop wezen dat de persoon de eigen Ware Aard had herkend en één was geworden met de stralende Geest - dat de persoon was opgelost in Alle Ruimte. De twee tekens?

Als u verblijft in de fundamentele Helderheid,
zal als teken daarvan uw gelaatskleur mooi zijn..
Ook wordt onderwezen dat uw mond zal glimlachen.

Ik bleef die nacht in Treya's kamer. Toen ik tenslotte in slaap viel, kreeg ik een droom. Het was echter geen droom, eerder een eenvoudig beeld: een regendruppel viel in de oceaan en werd zo één met het Al. Aanvankelijk dacht ik dat dit betekende dat Treya verlicht was geraakt, dat Treya de druppel was die één was geworden met de oceaan van verlichting. Dat was te begrijpen.
Daarna besefte ik echter dat het een diepere betekenis had: dat ik de druppel en Treya de oceaan was. Zij was niet bevrijd - dat was ze toch al. Ik was juist degene die bevrijd was, gewoon doordat ik haar had gediend. En dat, dat was het: dat was precies de reden dat ze me zo dringend had gevraagd te beloven dat ik naar haar zou zoeken. Het was niet zo dat zij door mij gevonden moest worden; maar door mijn belofte aan haar zou zij mij dus vinden, en me helpen, keer op keer op keer. Ik had het allemaal omgedraaid: ik dacht dat mijn belofte betekende dat ik haar zou helpen, terwijl die in feite betekende dat zij mij de helpende hand zou reiken, keer op keer en altijd weer, zolang als ik nodig had om te ontwaken, zo lang als ik nodig had om de Geest te erkennen, om de Geest te verwerkelijken die zij zo duidelijk was komen aankondigen. En beslist niet alleen mij: Treya was gekomen voor al haar vrienden, voor haar familie, en speciaal voor hen die getroffen waren door een vreselijke ziekte. Voor dat alles was Treya er.

Vierentwintig uur later kuste ik haar voorhoofd en namen we allemaal afscheid. Treya, nog glimlachend, werd opgehaald voor crematie. Afscheid is echter het verkeerde woord. Misschien zou au revoir - tot ziens of aloha - vaarwel/hallo - beter zijn.

Ken Wilber



vrijdag 19 augustus 2011

Ik zie een mens

Ik zie een mens,
steen geworden
van verdriet.
Hij krimp ineen.
Hij rolt zich op.

Hij heeft geen ogen om te schreien,
geen mond om te huilen,
geen oren om het troosten te verstaan.
Hij is verstild tot steen.

En ik vroeg U, God:
Is zijn leven dan gedaan?
Toen hoorde ik uw stem, die zei:
wees gij zijn ogen en zijn oren,
de voeten waar hij op kan staan.

Leg uw handen op zijn versteende hoofd
En noem heel zacht zijn naam.
Dan zal hij weer leven gaan.

G.E. braehler




voorbij de vorm

Wat gek, je hebt geen lichaam meer;
ik kan nog steeds er niet aan wennen
dat het zo is en ik vraag je weer:
'hoe ik je moet herkennen

als je plotseling voor me staat
en je stralend aan mij toont,
thuis, in de winkels of op straat
en ik niet zie waarin je woont?'

Toch ben je voelbaar in alle vormen,
in al het zijnde om mij heen;
je overschrijdt dus alle normen
waarin je ooit aan mij verscheen.

Hoe goed moet ik nu leren kijken
diep in mijzelf, waarin jij leeft,
door recht te gaan en niet te wijken

voor wat het denken aan sluiers weeft
en mij belet naar jou te kijken
en niet ontvangt wat je aan mij geeft:

een hart zo vol van liefdelicht,
het leven dat zichzelf leeft,
stralend geluk, oneindig zicht.

Uit: Karel Wellinghoff
Diep vervuld, intieme gedichten voor de gestorven geliefde,Bonneville, 2005


donderdag 18 augustus 2011

Is troosten een kunst?

Naar aanleiding van het overlijden van mijn moeder liet ik mijn gedachten eens gaan over troosten.

Vaak kijk je naar de wanhoop en het verdriet in de ogen tegenover je. Je wilt zo graag helpen, je wilt zo graag het verdriet verzachten. Maar hoe? Hoe kan je troost geven bij zo'n groot verdriet? Woorden blijven steken in je keel, omdat geen van allen de juiste toon kan raken. Maar dát kun je natuurlijk ook gewoon zeggen. 'Sorry, ik weet niet wat ik moet zeggen.' zegt vaak genoeg. Soms is het verdriet té groot om er de juiste woorden voor te vinden. Je kunt dan beter zeggen: "Ik weet het niet".

Zelf heb ik gemerkt dat mensen het eng vinden iets te zeggen. Ze vinden dit zelfs zo eng, dat ze het liefst de persoon uit de weg gaan. Negeren. Maar wat is er eng aan verdriet? Het kan ons iedere dag zelf treffen en hoe zouden wij het vinden wanneer we juist dan genegeerd worden? Als je geen woorden weet, leg dan een arm om iemand zijn schouders heen. Of probeer voor iemand klaar te staan in emotionele of in praktische zin. Bijvoorbeeld iemand verlichten bij dagelijkse verplichtingen zoals de kinderen van school halen of de boodschappen doen. Ook dát is troosten.

Een prachtige vorm van troost is het herinneren van de overlijdensdatum of geboortedag en juist op die dag even bellen om sterkte te wensen. Je hoeft geen gesprek aan te gaan van een uur. Even zeggen dat je in gedachte bij hem of haar bent, kan voor zoveel genegenheid en troost zorgen...

Bij een goede manier van troosten kun je denken aan: (actief) luisteren, steunen, begrip tonen, warmte en liefde tonen, bescherming bieden, knuffelen, praten en door er gewoon te zijn. Luisteren is vaak belangrijker dan woorden. Laat de ander zijn verhaal doen, zonder onderbrekingen. Kijk hem aan, pak eventueel zijn of haar hand. Door goed te luisteren, krijgen de woorden de kans je hart te raken. En wanneer dit gebeurt, komen de juiste woorden vanzelf uit je mond. En luisteren doe je niet eenmaal, niet tweemaal, maar net zo vaak als de ander zijn verhaal wil vertellen.
Soms moet iemand gestimuleerd worden zijn of haar verhaal te doen. Je kunt hierbij helpen door het stellen van bepaalde vragen zoals:

1) Vraag naar de manier waarop het is gegaan
2) Vraag naar de band die hij/zij samen hadden
3) Vraag naar herinneringen
4) Vraag naar praktische hulp (kan je iets voor iemand doen?)
5) Laat niet iemand contact met jou hoeven opnemen, maar neem zelf contact op
6) Geef alle ruimte aan het verhaal en blijf zelf op de achtergrond
7) Wees er voor de ander, maar respecteer wel diens privacy
8) Heb respect en geef geen (waarde)oordeel wanneer hij/zij de dingen anders wil doen of anders ziet
9) Gun iemand zijn verdriet, niet alle tranen hoeven opgevangen te worden.

Ieder mens heeft het nodig te worden aangeraakt, geknuffeld of gekoesterd. Op momenten van verdriet, is deze behoefte nog veel sterker. In ons land deinzen we hier - jammer genoeg - snel voor terug, omdat het verkeerd begrepen kan worden. Een aanraking geeft echter een tedere bescherming en kan zelfs een heilzame werking hebben. Denk bijvoorbeeld aan een knuffel, een arm, een hand. Een goede aanraking is niet bezitterig, maar laat de ander zijn vrijheid en geeft de mogelijkheid tot een contact vol vertrouwen.

Warme groet Jeltje


De jongen die uit de hemel terug kwam

Ambulancemedewerkers wilden de lijkschouwer laten komen. Zo erg was Alex er aan toe. Kevin Malarkey en zijn zes jaar oude zoon Alex kregen in 2004 een ernstig auto-ongeluk. Door de aanrijding raakte Alex verlamd, en het leek er niet op dat hij het ongeluk zou overleven. ‘Ik denk dat Alex naar de hemel is gegaan’, zei een vriend tegen de verslagen vader.
Maar twee maanden later kwam Alex bij uit zijn coma en vertelde een bijzonder verhaal. Hij wist te vertellen van gebeurtenissen op de plaats van het ongeluk en wat er gebeurd was in het ziekenhuis tijdens zijn bewusteloosheid. Over onaardse muziek die vreselijk klonk in de oren van de zesjarige. Over engelen die vanuit de hemel naar hem keken. En hij vertelde ‘het wonderlijkste van alles’ over een ontmoeting en een gesprek met Jezus. De jongen die uit de hemel terugkwam is het ware verhaal van de wonderlijke reis van een heel gewone jongen. Kijken naar hemel en aarde door de ogen van Alex geeft een ander beeld van wonderen, leven buiten deze wereld en de kracht van vaderliefde.

Hij hoopt dat niemand meer zal twijfelen na het lezen van dit boek.


Kevin en Alex Malarkey, vertaling: Linda Schouwstra. Uitgeverij Kok.
ISBN 978904351870

Noot: Ik heb dit boek zelf nog niet gelezen.

dinsdag 16 augustus 2011

dinsdag 9 augustus 2011

Bijna bij de dood

Uit: Het klein bijna-bij-de-dood boekje(fragmenten uit de praktijk)
Jim van der Heijden
isbn 978-90-389-1990-4

ERGENS ANDERS GEWEEST
En hoe het daar was

Constant M.
Constant had zich zwaar verwond, hij vertelt:

' .....dadelijk besefte ik dat ik met een grote snelheid aan het vallen was in volledige duisternis, met een muur van duisternis links en rechts van mij.
Ik voelde me ongelooflijk eenzaam en verlaten, ik had geen idee waar ik me bevond en waar ik terecht zou komen.
Ik was volledig hulpeloos en niemand kon mij helpen om deze val te stoppen. Ik wist ook niet waar dit zou eindigen, want ik had geen zicht op wat onder mij was.
Het ging altijd maar sneller en sneller en mijn angst werd groter en groter. Het leek wel een donker ravijn zonder bodem. Ik was volledig in paniek.
Plots vertraagde mijn val. Ik begon als het ware te zweven en de duistere muren waren verdwenen.

Langzaam naderde ik een licht, fel maar niet verblindend en zacht rozewit.
Een onbeschrijflijk zalig gevoel nam bezit van mij.
Iemand, mèèr dan een vriend of een geliefde, overstelpte mij met een innig geluk en absolute goedheid.
naarmate ik dichterbij kwam en als het ware in het licht werd opgenomen, nam die vriendelijkheid en zaligheid toe: dit overtrof alles wat ik in mijn jonge leven tot dan had ondervonden!

Er werden geen woorden uitgewisseld. Ik werd doordrongen van een liefde en goedheid, afkomstig van iemand die mij door en door kende en waardeerde.
Het was een krachtige persoonlijkheid die tot het diepste van mijzelf doordrong en een stempel van geluk en liefde op mij drukte.
Toen ontwaarde ik door het licht heen of achter het licht een poort die mij uitnodigde om naderbij te komen.
Ik was er van overtuigt het wezen dat mij in deze onbeschrijflijke zalige toestand bracht nader te ontmoeten.
Op dat moment kwam ik echter terug bij bewustzijn. Mijn ontgoocheling was groot: het plotse afbreken van die zalige toestand en de grote verwachting van wat nog komen ging veranderde bruusk in een toestand van pijn en onzekerheid.

vrijdag 5 augustus 2011

spreukjes.

De dood is slechts een terugtrekken van het leven zoals het inademen van God, die daardoor zijn schepsel terugneemt in zichzelf.

woensdag 3 augustus 2011

Mama

Gister een hele aparte ervaring mogen hebben bij het graf.
Hoe leg je iets uit wat velen als toeval zullen betitelen.
i.p.v naar haar flatje te fietsen, wat ik van plan was, fietste ik rechtdoor naar de begraafplaats. Zomaar. Bij het graf aangekomen zag ik dat de bloemen nog heel mooi waren. Alleen het lint lag op de kop, niet leesbaar dus. Terwijl er geen zuchtje wind was te bespeuren flapte het lint om en las ik; bedankt voor alles.
Dit ontroerde me zo, dit was voor haar bedoelt van ons. Maar nu........het voelde goed. Dank je wel mam.

dinsdag 2 augustus 2011

In het gezicht van de dood/ ingrid van Mater.

Hoe belangrijk is het het patroon te begrijpen en dat ten grondslag ligt aan de continuïteit van de geest, achter de eb en vloed van het gemanifesteerde leven. We beginnen onszelf te zien als passend in een goddelijk schema van een eindeloze evolutionaire ontplooiing, die ons steeds ruimere horizonnen toont. Dat beeld geeft perspectief aan het huidige leven. Wetende dat we ons lot zelf hebben bepaald, zien we de rechtvaardigheid van de omstandigheden waarin we ons bevinden en die we in het verre verleden hebben geschapen. In dit verband kunnen we begrijpen dat er voor ieder van ons een juist moment is om geboren te worden en een juist moment om te sterven, en dat dit in harmonie is met de cyclische wetten van het bestaan die uitgaan boven ruimte en tijd. Het is duidelijk dat, als we in deze wetten ingrijpen, er moeilijkheden ontstaan. Hoe bedroevend is het om te zien dat in deze tijd zelfmoord onder jonge mensen toeneemt, want hier geldt dat, wanneer men zich van het leven berooft, dit een verstoring is van de harmonie in de natuur en van de innerlijke tijdsorde. Dit betekent lijden, niet alleen voor hen die achterblijven, maar ook voor degenen die voor deze stap gekozen hebben, want in plaats van een onmiddellijke vrede en verademing te brengen, zal de toestand van verwarring en wanhoop die tot deze daad leidde, worden versterkt in een droomtoestand na de dood van het lichaam. Konden zij maar tijdig tot het besef komen hoe kostbaar het leven is en dat de diepten van wanhoop in onszelf nieuwe mogelijkheden kunnen voortbrengen, nieuwe inzichten, nieuwe krachten. Zij die zich overgeven aan deze methode, in een poging hun problemen op te lossen, zijn dikwijls onder invloed van drugs en weten niet wat zij doen, of overweldigd door spanningen of door eisen die aan hen worden gesteld waarmee ze geen raad weten. Maar de natuur, hoe veeleisend ook, is tevens meedogend. Het is niet meer dan logisch dat een door en door goed en gewetensvol mens, op welke wijze hij ook stierf, te zijner tijd in de dood de vredevolle rust zal vinden die hij heeft verdiend. Want tenslotte zijn wij zowel in de dood als in het leven – onszelf.

Natuurlijk kan men het gevoel van verdriet, de eenzaamheid van hen die iemand door de dood verliezen en achterblijven, niet veranderen. Als er in deze wereld geen medeleven bestond, zou het maar een troosteloze plek zijn. Ware liefde houdt stand in leven en dood en zij die tot elkaar worden aangetrokken door banden van liefde, zullen in andere levens telkens weer worden samengebracht. Bij het heengaan wordt degene die lijdt omgeven en beschermd door het medeleven van vrienden, wat een tastbare hulp betekent. Wanneer we innig verbonden waren met een ander, bestaat er een netwerk van gedachten en gevoelens, een uitwisseling. Als die persoon weg is, komt er aan die uitwisseling een einde. Daarom is het alsof een deel van ons sterft met degene die van ons is heengegaan. Deze ervaring is bijzonder intens voor hen die zijn grootgebracht met de gedachte dat de dood het einde is of dat er nooit meer een hereniging op aarde zal zijn. Maar de natuur is oneindig meedogend. Het duurt even voor het volle besef van wat er is gebeurd tot alle gebieden van ons wezen doordringt. Deze bewustwording komt geleidelijk, vaak aanzienlijk later dan de gebeurtenis. Het zou een te grote schok zijn als dit niet zo was. Het is zeker dat er door het grootste verdriet een onuitsprekelijke schoonheid straalt wanneer we de ware aard van wat er gebeurt beginnen te voelen, en we beseffen dat er innerlijk geen scheiding bestaat en dat degene die is heengegaan volledige rust geniet.

Er is een passage in de Bhagavad Gita die op het eerste gezicht nogal hard lijkt, maar die spreekt tot de kracht in ieder van ons, en het ware mededogen niet loochent:

Dood is onvermijdelijk voor al wat geboren is en wedergeboorte voor alle stervelingen; het past u daarom niet over het onvermijdelijke te treuren.

Zulke verlichte wijsheid als vervat in deze woorden, zou niet zijn verkondigd in een geschrift dat het leven van ontelbare miljoenen mensen door de eeuwen heen heeft geleid, als het niet een filosofie bevatte die begrepen en toegepast kon worden. Als menselijke wezens hebben we, op grond van ons mentaal en spiritueel potentieel, het recht verworven de taak te volbrengen, hoe moeilijk die ook is, meer en meer universeel en onpersoonlijk te worden in ons begrip en onze levensopvatting. Het leven is geen gemakkelijk pad en de dood, die alle mensen overkomt, is een van de vele bewustmakende ervaringen, waardoor we tonen wat we waard zijn, en we onszelf vinden. In elk van ons is een bemoedigende kracht, die ons door iedere beproeving heen helpt. We kunnen ons niet veroorloven bij het verleden stil te staan, maar moeten altijd vooruit, met vertrouwen en hoop, wetende dat als er één deur dicht gaat, een andere zich opent.

Deel 2

maandag 1 augustus 2011

In het gezicht van de dood/ ingrid van Mater.

Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf. – Romeinen 14:7

De dood is zo onvermijdelijk, zo vertrouwd, en toch blijft hij een van de grote mysteriën van het bewustzijn. Ons menselijk dilemma inzake de vele onweegbare factoren die er een rol in spelen, is dat wij ons letterlijk tussen twee werelden bevinden. Wij klampen ons slaafs vast aan wat wij kunnen zien, en zijn ontevreden; toch voelen we ons in ons verlangen meer te willen weten, onzeker over wat wij niet zien. Het is logisch dat wij de geboorte blijmoediger accepteren dan de dood, want geboorte betekent in wezen een verschijnen in het zichtbare leven, een vermeerdering, terwijl de dood voor onze tastbare wereld een wegnemen is. De dood heeft bovendien altijd twee aspecten: er is iemand die sterft en er zijn degenen die achterblijven. Hoe de situatie ook is, de dreiging van onze eigen dood of het verlies van een familielid of vriend, het gezicht van de dood leidt ertoe dat wij op onszelf worden teruggeworpen, en roept zulke essentiële vragen op als Wie ben ik? Waarom ben ik hier? en Wat gebeurt er werkelijk bij de dood?

Shakespeare, schrijvend over de onbestendigheid van deze uiterlijke wereld, beantwoordt de vraag Wie ben ik? op deze wijze:

. . . Wij zijn van de stof
Waarvan dromen zijn gemaakt, en ons kleine leven
Wordt afgerond door een slaap. . .
– De Storm, 4:1

Wat een bemoedigende gedachte is het in te zien dat de dood is verbonden met de slaap, waarin we ons zo vol vertrouwen begeven, wetende dat wij de volgende dag zullen ontwaken. Maar wat weten we in werkelijkheid van de slaap? ‘Slaap,’ zegt Shakespeare, ‘de dood van het leven van iedere dag . . .’

Als we deze twee gedachten combineren, krijgen we het onthullende beeld van de slaap als een korte dood en de dood als een lange slaap die ons ‘korte leven’ afrondt. Onder de ouden werd de dood vaak de grotere of volmaakte slaap genoemd. We weten hoe noodzakelijk de slaap is voor ons welzijn. Het is een natuurwet voor mens en dier. De ‘stof waarvan dromen zijn gemaakt’, wil zeggen dat het wezenlijke deel van ons niet het lichaam of de persoonlijkheid is, die beide vergankelijk zijn, maar het innerlijke bewustzijn. Wanneer wij ’s nachts gaan slapen, bevinden we ons duidelijk in een andere toestand van bewustzijn. We dromen, maar herinneren ons meestal weinig van wat er is gebeurd, behalve dat, wanneer we ontwaken, we verfrist zijn en eenvoudig weer beginnen waar we de vorige dag ophielden. Soms hebben we echter verwarrende dromen, of buitengewoon mooie, die ons zelfs veel intenser toeschijnen dan wat we in onze wakende toestand beleven. Het is een groot mysterie waar we heengaan als we slapen en wat de verschillende stadia van het dromen zijn.

In het licht van het grootsere panorama van vele levens, is ieder leven in feite slechts een stipje in de eeuwigheid, een ‘kort leven’, dat door een welkome rust of pauze wordt afgerond of tijdelijk voltooid. Afhankelijk van de kwaliteit van ons denken en ons leven, is deze langere slaap na het sterven gevuld met prachtige dromen, die tijdens het leven hier op aarde nooit werden gerealiseerd, een vervulling van onze hoogste aspiraties. En terwijl de menselijke ziel van haar gelukkige dromen geniet, is ons hoogste deel, de onsterfelijke goddelijkheid, vrij zich te begeven naar zijn stellaire tehuis. Het besef dat deze band tussen slaap en dood bestaat, en dat ons niets overkomt dat geheel vreemd of angstaanjagend voor ons is wanneer we heengaan, is op zichzelf een steun en een troost, zowel voor degene die de dood wacht als voor hen die achterblijven. Alles wat we waren en hoopten te zijn in onze incarnatie, het essentiële van ons wezen, wordt tot werkelijkheid.

Deel 1.