vrijdag 30 november 2012

angst voor de dood voor het leven

Onze angst voor de dood staat regelrecht op één lijn met onze angst voor het leven. Denkend aan de dood hebben we het gevoel dat we datgene zullen verliezen wat we 'ik' noemen. En dat willen we koste wat het kost voorkomen, ook al weten we amper waar dit 'ik' eigenlijk op slaat. Het blijft iets vaags dat in een voortdurende verandering is begrepen. We zijn bang dat we in de dood ons 'ik' onze 'mij-heid' zullen verliezen. We constateren dat hoe groter dit gevoel van 'ik-heid' is, hoe groter het gevoel van afgescheidenheid en de angst voor de dood worden. En hoe meer we proberen dit idee van het 'ik' te beschermen, des te minder kunnen we ervaren van datgene wat boven het ik uitstijgt. Hoe meer we geïnvesteerd hebben in het beschermen van dat 'ik', hoe meer we te verliezen hebben en hoe minder we openstaan voor een dieper ingaan op datgene wat sterft, op datgene wat werkelijk is. Hoe meer we ons verstoppen, hoe meer we het leven een bepaald etiket opdrukken, hoe meer we het leven uitstellen, des te banger zijn we voor de dood. Door dit 'ik' te beschermen, drukken we het leven weg en vragen ons vervolgens af waarom het allemaal zo zinloos is. Pas als we niets meer te verbergen hebben, kunnen we ons bevrijden. En inzien dat de inhouden van ons bewustzijn slechts het resultaat zijn van voorafgaande conditionering, als iets dat helemaal niet zo bijzonder is. Dan wordt ons duidelijk dat al deze gemoedsgesteldheden waar we zo bang voor zijn, in feite weer ondergespit kunnen worden in onszelf om te dienen als kunstmest, als mest voor toekomstige groei. Dit houdt in dat, willen we werkelijk dat dit materiaal tot compost wordt, werkelijk goede mest is voor onze groei, we in ons hart ruimte moeten maken voor onszelf. We moeten het mededogen aankweken dat ruimte biedt voor het moment zoals dat zich aan ons voordoet, in het heldere licht van het bewustzijn en zonder dat we de waarheid ook maar enigszins verdoezelen. Stephen Levine
Warme groet jeltje

woensdag 28 november 2012

Ben ik er wel?

Lieve lezer, Een gedichtje waar ik tegen aan liep.
warme groet jeltje

Gevangen

Ik ben in mijn leven allerlei mensen tegengekomen die een grote mate van helderheid bezaten, maar ik geloof niet dat ik ooit iemand ontmoet heb die niet boos kon worden. Als je nooit boos wordt, betekent dat dat je geen verlangens hebt, geen ideeën over hoe het eigenlijk zou moeten zijn. Geen verlangens koesteren betekent geen frustraties hebben. Geen frustraties, geen woede. (En toch is ook dit een patroon dat als we ons er aan vastklampen kan leiden tot frustratie en verwarring). Als het verstand er zich niet aan vastklampt dat de dingen op een bepaalde manier zouden moeten verlopen, dan is er ook geen woede. Onze woede is een soort zelfontbranding, die optreedt als ons idee over bepaalde dingen botst met de werkelijkheid. Onze patronen, onze ideeën over wie we zijn en hoe de wereld eigenlijk in elkaar zou moeten zitten, scheppen een kooi. Elk vooropgezet idee wordt tot een tralie die het ontvangen van de waarheid tegengaat. Door elk vooropgezet idee wordt ons vermogen om te ervaren hoe de dingen nu werkelijk in elkaar zitten beperkt. Wij kunnen niet uitstijgen boven ons idee van de wereld en de wereld werkelijk aanraken. Als we boven onze patronen en ideeën uitstijgen, voelen we ons bedreigd en in de verdediging gedrongen. We worden geconfronteerd met een werkelijkheid die lijnrecht staat tegenover het beeld dat wij van onszelf hebben en daardoor krijgt onze zelfverzekerdheid een gevoelige knauw en raken we in de war. We weten niet meer wie we zijn, omdat we onszelf op één lijn hebben gesteld met oude patronen en opvattingen. De wereld confronteert ons voortdurend met de waarheid. En wij trekken ons voortdurend terug. En dat is een zeer pijnlijke ervaring. Als we worden geconfronteerd met een werkelijkheid die niet overeenkomt met het beeld dat wij ons van de dingen hebben gemaakt, raken we in paniek. We zouden ergens willen wegkruipen. Maar al te vaak word ik aan het sterfbed van mensen geroepen die nog steeds proberen om verstoppertje met zichzelf te spelen. Ik neem inderdaad aan dat een groot aantal mensen met een masker op sterft. Ze beschouwen het leven en de dood nog altijd als dingen die buiten hen staan. Zoals ze ook woede, angst en hun problemen met anderen beschouwen als iets van buitenaf, alsof ze eigenlijk het slachtoffer zouden zijn van hun eigen gevoelens en gedachten, in plaats van het strijdterrein zelf waarop al dat gedoe en gedenk zich ontvouwt. Wij hebben ervoor gekozen on de werkelijkheid te verkwanselen voor de veiligheid van onze kooi. Hoe klein dat kooitje ook mag zijn. En ook al doet t nog zo'n pijn dat we ons van het leven hebben afgewend. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

zondag 25 november 2012

Het verstand

Woede is een goed voorbeeld om te laten zien hoe we onze ervaringen voor onszelf verdoezelen. Voor de meeste mensen is woede aan de ene kant een onaanvaardbaar verschijnsel en aan de andere kant een zeer impulsieve manier van optreden. Maar als door die woede het zelfonderzoek wordt gestimuleerd, wordt het veeleer een meditatie over het leven dan dat het ons van het leven afleidt - daarmee wordt het ontsnappingssyndroom, het verzet tegen het leven een duidelijk zichtbare zaak en beginnen we uit onze schulp te kruipen. We treden aan het licht. Het verstand vergelijkt zichzelf met Boeddha of met Jezus, met heiligen en onzelfzuchtige mensen, waarover we het nodige in boeken hebben gelezen. En het verstand constateert dat we te kort schieten. Het verstand veroordeelt zichzelf, maar is tevens bang om zich te laten gaan in de ruimte-scheppende vrijheid, waardoor het van zijn boeien bevrijd zou kunnen worden. Net als het mishandelde kind dat heel voorzichtig bij zijn moeder, zijn kwelgeest, vandaan wordt gedragen, schreeuwt het verstand het uit om wat het achter laat en het is bang voor wat er gaat komen. Voor het verstand is zelfs de hel een aanvaardbare zaak, die te verkiezen valt boven het grote onbekende. Wij schelden onszelf de huid vol voor de dingen die er in ons hoofd zitten, voor de woede en de twijfel, voor de angst en de afkeer. En door die veroordeling wordt de kritische houding van het verstand juist voortgezet. Dit maakt juist dat we ons afgescheiden voelen van onszelf en van de rest. Het pint ons voortdurend vast op ons gedrag en de manier waarop we in het leven staan en treedt maar zelden zo ver op de achtergrond dat we helemaal kunnen opgaan in onze ervaring, dat we één worden met het leven. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

vrijdag 23 november 2012

Onder Controle ?

Het is juist het feit dat we alles onder controle willen houden dat ons lijden grotendeels veroorzaakt. We proberen de prettige dingen uit het verleden opnieuw te beleven, we proberen een barrère op te werpen tegen de toekomst vanuit de pijn van onvervulde verlangens. Maar we hebben wat er met ons gebeurt gewoon niet in de hand. Het gaat de ene keer zus, de volgende keer zo. En het is nu eenmaal zo dat er de ene keer woede, angst of begerigheid bij komt kijken, en de volgende keer lust of onverschilligheid. En dat is allemaal in orde, omdat dat ons ook gelegenheid biedt om dieper te kijken, om boven de identificatie met al die dingen die we toch ook zijn uit te stijgen. Alsof we dat alleen maar zouden zijn. Maar als je denkt dat het niet in orde is dat dergelijke gevoelens opkomen, dan trek je je terug uit het heden, dan sta je toneel te spelen en stel je je niet open voor het leven - in één grote samenzweerdige poging om de waarheid te ontkennen tegenover iedereen die je ontmoet. Dan doe je van weerskanten net of jullie allebei heel stevig met je beide voeten op de grond staan, terwijl je geen van beiden wil toegeven dat de ander ook geen poot heeft om op te staan. Dat is het sociale spelletje dat we spelen. Want het is nu eenmaal niet beleefd om toe te geven dat jullie allebei de werkelijke waarheid verdoezelen. Zoals het ook niet beleefd is om te laten zien dat je bang bent of boos. Zoals we ook bang zijn dat andere mensen niet meer van ons zullen houden als ze wisten wat er werkelijk in ons omging, als we ons precies zo zouden voordoen als we zijn. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

donderdag 22 november 2012

afgesneden afsluiting.

We worden boos en we raken in de war. "Als ik werkelijk spiritueel was, zou ik nooit boos moeten worden. Ik denk dus dat ik eigenlijk niet zo heel spiritueel ben. Ik moet vooral niet laten zien dat ik boos ben." Maar woede is de waarheid van dat moment en als we dat verdringen, als we net doen of het niet bestaat, hebben we weer een kans op vrijheid verspeeld, hebben we weer niet gekeken wie we werkelijk zijn en wie we helemaal niet zijn. Omdat we niet weten wat die woede nou eigenlijk is, hoewel we het honderden keren hebben ervaren. Net zo goed als we niet weten wat angst is of twijfel - omdat het elke keer dat die gevoelens opkomen een onvoorzien iets is, een bedreiging vormt voor het beeld dat we van onszelf hebben, in plaats dat we zo'n situatie gebruiken om dieper op onszelf in te gaan. Als er, terwijl we door een straat lopen, iets gebeurt dat een bedreiging voor ons vormt, gaan we er maar heel zelden recht op af. Nee, we proberen uit te wijken naar links of naar rechts om aan het volgende ogenblik te ontsnappen, om eraan te ontkomen. We weten niet hoe vlug we ons moeten haasten naar de veiligheid van een valse realiteit, een versplinterde staat van zijn, waarin we ons op de een of andere manier veilig voelen. We proberen voortduren aan de waarheid te ontsnappen. We zijn bang voor de open ruimte van het zelfonderzoek, bang dat we kwetsbaar zijn voor de waarheid van het ogenblik. We willen de wereld veroveren, de werkelijkheid beheersen en die naar onze hand zetten naar het beeld dat wij ervan hebben. Stephen Levine
warme groet Jeltje

zondag 18 november 2012

afgesneden 1

Willen we één geheel worden, dan moeten we niets ontkennen. We denken dat we iets te verliezen hebben en als we steeds maar weer het gevoel versterken dat we iets te verdedigen hebben, worden we telkens weer van het leven afgesneden en blijven we zitten met een versplinterde werkelijkheid via welke we proberen ons diepste wezen uit te drukken. Maar het leven wordt een verwarrende zaak als we de waarheid buitensluiten. En we vragen ons af hoe we kunnen leven en sterven, met plaats voor de totaliteit van ons wezen, zonder dat het er iets toe doet wat er in ons brein opkomt. Omdat we gemerkt hebben dat we ons afsluiten als we bepaalde eigenschappen bezitten, die we liever niet willen zien. We vragen ons af hoe we ons hart open kunnen houden als we iets meemaken dat minder leuk is, als we ons eigenbelang, onze angst, schuldgevoelens en twijfel zien. Als het gevoel van verwarring overheerst kun je dan nog open staan voor het ogenblik? Of moet je proberen je uit de voeten te maken? Wij hebben maar zo weinig mededogen met onszelf. Wij barricaderen ons hart en hebben het gevoel helemaal alleen in een vijandige wereld te staan. We laten onze kritische instelling maar zelden varen en maken in ons hart maar zelden plaats voor onszelf. Hoe komt het dat we in ons hart maar zo weinig mededogen kunnen opbrengen voor dat wezen waarvan we toch maar al te goed weten hoezeer het lijdt? Als we zonder zelfmedelijden volledig onze pijn zouden erkennen, zouden we overspoeld worden door een gevoel van zorg en mededogen met onszelf en ons eigen welzijn. Het feit dat we ons anders moeten voordoen dan we zijn, maakt het leven tot een hel. Het is een regelrecht verzet. En het grootste deel van de tijd leven we in die hel. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

vrijdag 16 november 2012

Het brein

Maar ik denk dat het wel eens heel nuttig, en eigenlijk ook juister, zou kunnen blijken te zijn 'mijn brein, het brein' te noemen. Want als het 'mijn brein', 'mijn bewustzijn', 'mijn geest' noemt, ga je zoveel stukjes verwijderen dat, wanneer je in die gebroken spiegel zou kijken, deze maar heel weinig zou weerspiegelen van de situatie zoals hij werkelijk is. Hij laat alleen maar die kwaliteiten zien die je graag zou willen laten zien als zijnde degene die je bent, terwijl je de hele rest buiten beschouwing laat en je totaliteit daarmee ontkent. We denken dat we iets te verbergen hebben. Maar deze zelfbescherming is tevens onze gevangenis. Stel je eens voor dat je de eerstvolgende vierentwintig uur een kap zou moeten dragen waardoor al je gedachten hoorbaar zouden worden, zodat iedereen op tientallen meters afstand al kon horen welke gedachten er door je hoofd speelden. Stel je eens voor dat jouw brein vervolgens over de radio werd uitgezonden zodat iedereen om je heen 'jouw' gedachten en fantasieën, 'jouw' dromen en angsten zou kunnen horen. Zou je het dan niet vreselijk gênant vinden om de straat op te gaan? Zou je dan niet doodsbang zijn om je überhaupt op straat te begeven? En hoe lang zou je die angst de kans geven om je te isoleren van de harten van andere mensen? Dit is een experiment waar niemand zich waarschijnlijk vrijwillig voor zou lenen. Maar denk je eens in hoe bevrijdend het zou zijn om niets meer te verbergen te hebben. En hoe heerlijk het zou zijn om te merken dat het brein van al die anderen net zo vol zat met verwarring en rare fantasieën, met dezelfde gevoelens van onzekerheid en twijfel. Hoe lang zou het duren voor dat veroordelende, kritische verstand zijn greep zou verliezen, voor het door de illusie van afgescheidenheid heen zou kijken, voor het met enig gevoel voor humor de waanzin van al die breinen van al die wezens, de waanzin van het brein an sich zou herkennen? Stephen Levine
Warme groet Jeltje

donderdag 15 november 2012

versplinterd

Als ons leven op z'n eind loopt, werpen we een terugblik op ons leven en vragen ons af hoe we in vredesnaam rustig kunnen doodgaan, als er zoveel dingen onafgemaakt zijn blijven liggen. We vragen ons met terzijdeschuiving van alle zelfprojecties in alle gemoede af wie we nou eigenlijk zijn. Het is net of we een versplinterd beeld van onszelf zijn geworden. We ervaren de wereld alsof we in een spiegel hebben gekeken waarop een grote steen is gevallen die hem in duizend kleine stukjes heeft doen barsten, zodat de wereld vanuit een eenvormige realiteit is geworden tot een versplinterde weerspiegeling van wat wij ons voorstellen dat er in werkelijk zou zijn. Als we naar die versplinterde realiteit kijken, merken we met afschuw op dat bepaalde stukken van het spiegelbeeld nou niet precies zijn wat we graag zouden willen zien of wat we zouden willen laten zien. "Ik wil niet dat iemand mijn lustgevoelens ziet. Die zou ik maar beter niet kunnen hebben. Dat mag eigenlijk niet. Niemand heeft zulke gekke gedachten als ik." Dus dat stukje halen we uit ons bewustzijn. "O, ik heb echt met mezelf te doen. Als ze eens wisten hoe erg het allemaal is! Maar dat weten ze gelukkig niet." En ook dat stukje wordt verwijderd. Je weet zelf maar al te goed dat die begerigheid, dat egoisme, die seksuele fantasieen, die naijver en die verwarring wel degelijk in jouw brein zitten. En die stukjes haal je ertussenuit. Omdat die stukken onaanvaardbaar zijn voor wat je denkt dat je eigenlijk zou moeten zijn. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

dinsdag 13 november 2012

West Live, ik zie je weer

">

uitgesteld.

Hoe kun je in volledige rust sterven, als je maar gedeeltelijk hebt geleefd? Hoe kun je, als je zo'n hoge pet op had van jezelf, sterven met een hart dat wijd openstaat voor het mysterie van het grote geheel? Waar moet je je toevlucht zoeken? Waar moet het geloof in de volmaaktheid van het ogenblik in vredesnaam vandaan komen, als je zo vaak bent teruggedeinsd voor datgene waar je bang voor bent? Het valt niet mee om aan bewust sterven te denken als je merkt hoe onvolledig je je eigenlijk voelt, hoe bang je bent voor het leven. Het is net of je nooit helemaal echt geboren bent, zo veel stukken van jezelf zijn onderdrukt gebleven en liggen onder het oppervlak samengebald. We hebben zoveel van onszelf steeds maar weer uitgesteld en op de lange baan geschoven. We hebben eigenlijk nooit uitgezocht waarom we ons zo moeilijk van het leven hebben teruggetrokken. We hebben maar al te vaak ons zelfonderzoek gestaakt, omdat we het te pijnlijk was om er dieper op in te gaan. We hebben het over bewust en volledig sterven, maar we weten maar al te goed dat er een groot aantal aspecten van onszelf zijn blijven liggen. We weten maar al te goed hoeveel van onszelf er nooit aan de oppervlakte is gekomen, hoeveel dingen er nooit aan bod zijn gekomen, hoezeer we het leven verdringen. We hebben nooit met onze beide voeten stevig in het hier en nu gestaan. We hebben altijd lopen schuifelen en scharrelen in afwachting van het volgende ogenblik. Als we kijken naar onze angst voor de dood, zien we dat we eigenlijk bang zijn voor het volgende moment waarop we geen vat hebben. Daarin ligt een angst voor de vergankelijkheid zelf besloten, voor het volgende onbekende en steeds veranderende ogenblik. Willen we echter levende, totaal uitgegroeide wezens worden dan moeten we het leven onder ogen gaan zien. Als we het leven niet onder ogen durven te zien, durven we ook de dood niet onder ogen te zien. We ontkennen in een klap zowel de dood als het leven. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

maandag 12 november 2012

het laatste moment afsluiting.

Mensen die leven in de totaliteit die ook de dood omvat schijnen veel minder te lijden. Zij houden zich niet op een ziekelijke manier met de dood bezig, maar staan in het lieflijke heden, en richten hun levensenergie op ieder kostbaar moment dat hun nog rest. Ik heb mensen gekend wier hele leven een voorbereiding vormde op de dood. Maar er zijn maar heel weinig mensen die hun hart en hun geest diepgaand hebben onderzocht als een volmaakte voorbereiding op wat er verder ook mag komen, of dat nu de dood, ziekte, verdriet of vreugde is. Wie is er werkelijk op voorbereid om te sterven? Wie heeft zo volledig geleefd dat hij zich niet bedreigd voelt door de voorstelling dat hij er niet meer zal zijn? Want het is alleen maar ons eigen idee van de dood dat ons angst aanjaagt. Het is het onbekende waar we voor terugdeinzen. Hoe vaak lijken we niet op het mishandelde kind op de voorpagina van de krant, dat door een medelijdende verpleegster de kamer wordt uitgedragen, maar dat over haar schouder heen zijn handjes uitstrekt naar zijn moeder en 'mamma, mamma' roept tegen de vrouw die door twee politieagenten aan de andere kant van de kamer wordt vastgehouden, gearresteerd omdat ze haar kind brandwonden heeft toegebracht en het de botten heeft gebroken? Hoe veel mensen reiken niet vertwijfeld terug naar de hel van het bekende in plaats van zich te durven openstellen voor het onbekende met het geduld en de warmte die in ons eigen hart een plaats scheppen voor onszelf en anderen? Ik heb mensen ontmoet die door de dood volledig in het leven kwamen te staan en daardoor gesterkt werden in hun overtuiging dat er iets is dat gewoon doorgaat, iets dat niet kan worden aangeraakt door het afsterven van het lichaam. Ik heb mensen die hun leven lang in angst geleefd hadden met een nieuwe openheid het ogenblik van hun dood tegemoet zien treden, waardoor ze een gevoel van volledigheid ervoeren dat ze eerder nooit hadden gekend. Ik heb aan het sterfbed gezeten van mensen die door pijn en angst zo volkomen gesloten waren dat ze zelfs geen afscheid konden nemen van de mensen die hun het meest nastonden. Er bleef zoveel onuitgesproken en ongedaan dat alle betrokkenen zich daardoor beroofd voelden van het contact dat ze zo graag gewild hadden. Ik heb ook mensen meegemaakt die uitriepen 'O God, ik niet!' toen hun werd meegedeeld dat ze aan een ongeneeslijke ziekte leden, maar die na enkele maanden van diepe inkeer rustig hun ogen konden sluiten om op het moment dat ze werkelijk heengingen te fluisteren: 'Lieve Here Jezus'. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

zondag 11 november 2012

De koning die niet dood wilde

De koning die niet dood wilde Er was eens een koning en hij ging dood. Maar hij wilde niet. Onder zijn kleed op zijn borst droeg hij het horloge dat hij had gekregen van zijn moeder toen zij stierf. Toen zijn hofarts zag hoe vertederd de koning naar dat horloge keek kreeg hij mededogen en zei: ‘Als alle bladeren van de bomen in uw paleistuin zijn afgewaaid is het uw tijd.’ En hij ging zelf. De koning gaf de paleishovenier de opdracht alle bomen en struiken in zijn paleistuin om te hakken en te vervangen door bomen en struiken waar geen blad aan zat. Toen de hovenier net voor de herfst klaar was, zag de koning door de tuin de Dood naderen. Deze sprak, aangekomen in de slaapkamer van de koning, met diepe basstem: ‘Majesteit, ik kom u halen…’ maar de koning wees naar buiten en antwoordde: ‘Nee, want er is nog geen blad gevallen!’ Toen vroeg de Dood waarom hij de treurwilg in de uiterste hoek van de tuin niet had laten omhakken. En met betraande ogen antwoordde de koning: ‘Dat kon ik niet! Die staat op het graf van mijn moeder…’ De Dood knikte vol begrip en zei: ‘Als morgenavond de klokken in uw paleis tien uur slaan, kom ik weer. Dan kom ik u halen.’ En hij liet de koning achter. De koning gaf zijn lakeien direct opdracht alle uurwerken in het paleis kapot te slaan, wat zij die nacht en volgende dag ook fanatiek deden. In de avond arriveerde de Dood opnieuw bij de koning in de slaapkamer, maar weer toen hij zei dat hij de koning kwam halen, schudde deze heftig het hoofd en zei: ‘Er heeft nog geen klok tien uur geslagen!’ De Dood antwoordde niet, maar op het moment dat hij zijn schouders ophaalde, klonk er van onder het nachthemd van de koning een speeldoosachtig tingelgeluidje. Geschrokken haalde de koning het uurwerkje van zijn moeder tevoorschijn. ‘Waarom hebt u dat niet stuk laten slaan?’ vroeg de Dood. ‘Dat kon ik niet,’ snikte de koning, ‘het was van mijn moeder. Ze gaf het mij toen ze stierf…’ Weer knikte de Dood vol begrip en zei: ‘U hield veel van uw moeder, nietwaar?’ ‘Zielsveel!’ zuchtte de koning en zijn borst zwol van ontroering. ‘Zou u haar nog wel eens weer willen zien?’ vroeg de Dood met zachte stem. ‘Oh ja! Dat is mijn liefste wens,’ riep de koning. Daarop ging de deur open en kwam zijn moeder binnen. Schreiend vielen ze in elkaars armen en de koning riep wanhopig: ‘Moeder, ik wil niet!’ Met haar broze handjes streek zijn moeder hem door het haar en antwoordde: ‘Jongen dat geeft niet. Je bent het al….’ Vrij naar G. Bomans door Ferdy Masselink
Warme groet Jeltje

donderdag 8 november 2012

Dat laatste moment 1

Vijfenzeventig procent van de bevolking blaast de laatste adem uit in een bejaardentehuis, verpleeghuis of ziekenhuis. De meesten sterven dus in instellingen waar die dood als de grote boosdoener en vijand wordt beschouwd. Ik heb eindeloos veel mensen de dood tegemoet zien gaan in volslagen lichamelijke en geestelijke vereenzaming, zodat ze zich niet konden openstellen en zich niet over hun verkeerde voorstellingen en angsten heen konden zetten, naar hart en geest afgesneden van de mensen die ze liefhadden en die dit kostbare moment misschien met hen hadden kunnen delen. Niet in staat om te vertrouwen op hun innerlijke aard, afgesneden van het leven zelf, betreden ze met een uiterst pijnlijk gevoel van onzekerheid en verwarring een ander bestaansrijk. Ik heb talloze keren meegemaakt dat mensen zich wanhopig vastklampten aan een lichaam dat razend snel in verval raakte, in de hoop dat er opeens een wonder zou gebeuren, gekweld door een groot verlangen naar een vervulling die ze in het leven nooit hadden gekend. Ik heb ook mensen ontmoet, wier dood een bron van inspiratie vormde voor allen die erbij betrokken waren, die met zoveel liefde en mededogen stierven dat het degenen die erbij waren nog weken lang vervulde met een gevoel van vreugde. Maar heel weinig mensen hebben het leven zo ten volle geleefd dat de dood voor hen geen bedreiging vormt, dat hij niet de grimmige maaier is die achter de duistere vensters op de loer ligt. De meesten bevechten de dood zoals ze ook het leven bevochten hebben, steeds maar worstelend om een stukje vaste grond onder de voeten, om een greintje controle over de onophoudelijke stroom van veranderingen waardoor dit bestaansniveau wordt gekenmerkt. Er zijn maar heel weinig mensen die ongeschonden en gaaf sterven. De meesten leven een leven, waaraan ze maar gedeeltelijk deel hebben en verkeren daarover in grote verwarring. De meesten denken dat hun lichaam hun toebehoort. Maar heel weinigen zien dat het slechts een tijdelijke verblijfplaats is, waaruit ze uiteindelijk verdreven zullen worden. De mensen die zichzelf beschouwen als tijdelijke gasten in hun lichaam, zijn vaak beter in staat om gemakkelijk heen te gaan. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

woensdag 7 november 2012

Ontkenning van de dood afsluiting.

En toch ligt in het toegeven dat we sterfelijk zijn de sleutel tot het leven besloten. De confrontatie met de dood stemt ons op een heel diep niveau af op het leven dat we menen te zullen verliezen als ons lichaam het zal opgeven. Maar hoe zit het met het gevoel van aanwezigheid, van tegenwoordigheid dat we toch allemaal ervaren, met het tijdeloos zijn, dat geen begin schijnt te kennen en waarvan we het gevoel hebben dat het ook nooit zal eindigen? Wij kunnen ons alleen maar voorstellen dat we eens zullen sterven, omdat we geloven dat we ooit geboren zijn. Wij vertrouwen dat gevoel van eindeloosheid, van oneindigheid van binnen niet helemaal. Wij lijden omdat we ons vastklampen aan het idee van hoe het had kunnen zijn, hoe het eigenlijk had moeten zijn. Verdriet maakt deel uit van ons dagelijks bestaan. Maar het gebeurt maar zelden dat we die pijn in ons hart herkennen, die door iemand ooit is aangeduid als 'een diep wenen, een treuren om alles wat we hebben achtergelaten'. Een vriendin die terugblikte op de tijd toen ze vernam dat de kanker waaraan ze leed ongeneeslijk was, zei: "Ongeneeslijk betekende dat ik wel moest erkennen dat de dood bestond. Het betekende niet dat ik binnen het jaar zou sterven of dat ik ter plekke dood zou neervallen. Het betekende dat ik eindelijk moest erkennen dat ik überhaupt zou sterven." Het valt niet mee om in een maatschappij die gebaseerd is op materieel gewin, die zich volledig met het lichaam heeft geïdentificeerd die zoveel waarde hecht aan een goede gezondheid en die zo bang is voor de dood, te zien dat de dood iets natuurlijks is, dat deze zelfs noodzakelijk is voor de voortgang van het leven, zowel in de innerlijke als in de uiterlijke zin. Stephen Levine
Warme groet Jeltje

dinsdag 6 november 2012

Ontkenning van de dood 2

Als we zien hoe het lichaam mettertijd in verval raakt, als we met het voortschrijden van de jaren de verandering in de stofwisseling waarnemen, het buikje dat bij de middelbare leeftijd hoort, het verlaagde energiepeil, het grijzen van de slapen, het verslappen van de spieren, de haaruitval, hoe kunnen we dan in vredesnaam ontkennen dat het onvermijdelijk is dat het lichaam langzaam wegkwijnt. En hoe kunnen we de dood veronachtzamen als we mensen die ons lief zijn verliezen, als we zien dat alles wat ons bekend en vertrouwd is aan een constante verandering onderhevig is, dat wij zelf hout zijn waaruit de geschiedenis wordt gesneden. En hoe vaak worden we aangemoedigd om de pijnen en pijntjes waarmee griep gepaard gaat te aanvaarden als een voorbereiding op de dood, als een middel waardoor we ons verzet tegen het leven kunnen opgeven? Omdat we voortdurend vechten voor voldoening en bevrediging van ogenblik tot ogenblik, prijzen we onszelf gelukkig of ongelukkig en besteden maar weinig aandacht aan de les die de sterfelijkheid ons wil leren. We grijpen ziekte maar heel zelden aan als een gelegenheid om onze verhouding tot het leven te peilen of onze angst voor de dood te onderzoeken. Ziekte wordt opgevat als iets verkeerds. Wij stellen ons volledig af op een goede gezondheid en de pepsi cola vitaliteit. Wij denken dat het alleen maar goed met ons zit als we gezond zijn. Maar als we met zulke vooropgezette ideeën rondlopen, hoe kunnen we dan in vredesnaam leren ons open te stellen voor het onmogelijke? Hoe kunnen we leren het onbekende eerlijk en dapper tegemoet te treden, waardoor het leven zijn volheid herkrijgt? Stephen Levine
warme groet Jeltje

Ontkenning van de dood 1

Wij leven in een maatschappij die erop gericht is om de dood te ontkennen. Dit zou wel eens de reden kunnen zijn dat zoveel mensen zich op het moment dat ze zelf bezig zijn dood te gaan zo schuldig en in de war voelen. Net als over seks is er over de dood altijd gesproken achter gesloten deuren. We voelen ons schuldig over het feit dat we sterven, omdat we eigenlijk ook niet precies weten hoe we moeten leven. De manier waarop we geleefd hebben, de manier waarop we tegen het leven aankeken, bepaalt de manier waarop we sterven. Mensen uit een zogenaamde 'materieel ingestelde maatschappij', wier technologie heeft bewerkstelligd dat de nadruk op het materiële vlak kwam te liggen, waardoor ze minder gericht zijn op het louter overleven, en die hun eigenwaarde afmeten aan hun bezit, zijn waarschijnlijk meer geneigd om zich met het lichaam te identificeren. Onze maatschappij besteeds jaarlijks miljoenen aan cosmetica, corsetten, toupetjes, face lifts en kleurspoelingen, waardoor de les die we zouden kunnen leren uit het feit dat ons lichaam in verval raakt, steeds verder op de achtergrond wordt gedrongen. Het is toch eigenlijk belachelijk dat in een land als Amerika jaarlijks meer dan vierhonderd miljoen dollar wordt besteed aan vermageringsdiëten en andere methoden om af te slanken, terwijl verhongeren een van de grootste plagen is waardoor de wereld wordt geteisterd. Stephen Livine.
Warme groet Jeltje

zondag 4 november 2012

Stephen Livine

Onze angst voor de dood staat regelrecht op één lijn met onze angst voor het leven. Denkend aan de dood hebben we het gevoel dat we datgene zullen verliezen wat we 'ik' noemen. En dat willen we koste wat het kost voorkomen, ook al weten we amper waar dit 'ik' eigenlijk op slaat. Het blijft iets vaags dat in een voortdurende verandering is begrepen. We zijn bang dat we in de dood ons 'ik' onze 'mij -heid' zullen verliezen. We constateren dat hoe groter dit gevoel van 'ik-heid' is, hoe groter het gevoel van afgescheidenheid en de angst voor de dood worden. En hoe meer we proberen dit idee van het 'ik' te beschermen, des te minder kunnen we ervaren van datgene wat boven het ik uitstijgt. Hoe meer we geïnvesteerd hebben in het beschermen van dat 'ik', hoe meer we te verliezen hebben en hoe minder we openstaan voor een dieper ingaan op datgene wat sterft, op datgene wat werkelijk is. Hoe meer we ons verstoppen, hoe meer we het leven een bepaald etiket opdrukken, hoe meer we het leven uitstellen, des te banger zijn we voor de dood. Door dit 'ik' te beschermen, drukken we het leven weg en vragen ons vervolgens af waarom het allemaal zo zinloos is. Pas als we niets meer te verbergen hebben, kunnen we ons bevrijden. En inzien dat de inhouden van ons bewustzijn slechts het resultaat zijn van voorafgaande conditionering, als iets dat helemaal niet zo bijzonder is. Dan wordt ons duidelijk dat al deze gemoedsgesteldheden waar we zo bang voor zijn, in feite weer ondergespit kunnen worden in onszelf om te dienen als kunstmest, als mest voor toekomstige groei. Dit houdt in dat, willen we werkelijk dat dit materiaal tot compost wordt, werkelijk goede mest is voor onze groei, we in ons hart ruimte moeten maken voor onszelf. We moeten het mededogen aankweken dat ruimte biedt voor het moment zoals dat zich aan ons voordoet, in het heldere licht van het bewustzijn en zonder dat we de waarheid ook maar enigszins verdoezelen. Stephen Levine
Warme groet