Hoe belangrijk is het het patroon te begrijpen en dat ten grondslag ligt aan de continuïteit van de geest, achter de eb en vloed van het gemanifesteerde leven. We beginnen onszelf te zien als passend in een goddelijk schema van een eindeloze evolutionaire ontplooiing, die ons steeds ruimere horizonnen toont. Dat beeld geeft perspectief aan het huidige leven. Wetende dat we ons lot zelf hebben bepaald, zien we de rechtvaardigheid van de omstandigheden waarin we ons bevinden en die we in het verre verleden hebben geschapen. In dit verband kunnen we begrijpen dat er voor ieder van ons een juist moment is om geboren te worden en een juist moment om te sterven, en dat dit in harmonie is met de cyclische wetten van het bestaan die uitgaan boven ruimte en tijd. Het is duidelijk dat, als we in deze wetten ingrijpen, er moeilijkheden ontstaan. Hoe bedroevend is het om te zien dat in deze tijd zelfmoord onder jonge mensen toeneemt, want hier geldt dat, wanneer men zich van het leven berooft, dit een verstoring is van de harmonie in de natuur en van de innerlijke tijdsorde. Dit betekent lijden, niet alleen voor hen die achterblijven, maar ook voor degenen die voor deze stap gekozen hebben, want in plaats van een onmiddellijke vrede en verademing te brengen, zal de toestand van verwarring en wanhoop die tot deze daad leidde, worden versterkt in een droomtoestand na de dood van het lichaam. Konden zij maar tijdig tot het besef komen hoe kostbaar het leven is en dat de diepten van wanhoop in onszelf nieuwe mogelijkheden kunnen voortbrengen, nieuwe inzichten, nieuwe krachten. Zij die zich overgeven aan deze methode, in een poging hun problemen op te lossen, zijn dikwijls onder invloed van drugs en weten niet wat zij doen, of overweldigd door spanningen of door eisen die aan hen worden gesteld waarmee ze geen raad weten. Maar de natuur, hoe veeleisend ook, is tevens meedogend. Het is niet meer dan logisch dat een door en door goed en gewetensvol mens, op welke wijze hij ook stierf, te zijner tijd in de dood de vredevolle rust zal vinden die hij heeft verdiend. Want tenslotte zijn wij zowel in de dood als in het leven – onszelf.
Natuurlijk kan men het gevoel van verdriet, de eenzaamheid van hen die iemand door de dood verliezen en achterblijven, niet veranderen. Als er in deze wereld geen medeleven bestond, zou het maar een troosteloze plek zijn. Ware liefde houdt stand in leven en dood en zij die tot elkaar worden aangetrokken door banden van liefde, zullen in andere levens telkens weer worden samengebracht. Bij het heengaan wordt degene die lijdt omgeven en beschermd door het medeleven van vrienden, wat een tastbare hulp betekent. Wanneer we innig verbonden waren met een ander, bestaat er een netwerk van gedachten en gevoelens, een uitwisseling. Als die persoon weg is, komt er aan die uitwisseling een einde. Daarom is het alsof een deel van ons sterft met degene die van ons is heengegaan. Deze ervaring is bijzonder intens voor hen die zijn grootgebracht met de gedachte dat de dood het einde is of dat er nooit meer een hereniging op aarde zal zijn. Maar de natuur is oneindig meedogend. Het duurt even voor het volle besef van wat er is gebeurd tot alle gebieden van ons wezen doordringt. Deze bewustwording komt geleidelijk, vaak aanzienlijk later dan de gebeurtenis. Het zou een te grote schok zijn als dit niet zo was. Het is zeker dat er door het grootste verdriet een onuitsprekelijke schoonheid straalt wanneer we de ware aard van wat er gebeurt beginnen te voelen, en we beseffen dat er innerlijk geen scheiding bestaat en dat degene die is heengegaan volledige rust geniet.
Er is een passage in de Bhagavad Gita die op het eerste gezicht nogal hard lijkt, maar die spreekt tot de kracht in ieder van ons, en het ware mededogen niet loochent:
Dood is onvermijdelijk voor al wat geboren is en wedergeboorte voor alle stervelingen; het past u daarom niet over het onvermijdelijke te treuren.
Zulke verlichte wijsheid als vervat in deze woorden, zou niet zijn verkondigd in een geschrift dat het leven van ontelbare miljoenen mensen door de eeuwen heen heeft geleid, als het niet een filosofie bevatte die begrepen en toegepast kon worden. Als menselijke wezens hebben we, op grond van ons mentaal en spiritueel potentieel, het recht verworven de taak te volbrengen, hoe moeilijk die ook is, meer en meer universeel en onpersoonlijk te worden in ons begrip en onze levensopvatting. Het leven is geen gemakkelijk pad en de dood, die alle mensen overkomt, is een van de vele bewustmakende ervaringen, waardoor we tonen wat we waard zijn, en we onszelf vinden. In elk van ons is een bemoedigende kracht, die ons door iedere beproeving heen helpt. We kunnen ons niet veroorloven bij het verleden stil te staan, maar moeten altijd vooruit, met vertrouwen en hoop, wetende dat als er één deur dicht gaat, een andere zich opent.
Deel 2
Geen opmerkingen:
Een reactie posten