Ik heb van de stervende kinderen waarmee ik gewerkt heb geleerd dat
kinderen over het algemeen met een veel groter gemak en een instelling
van aanvaarding sterven dan volwassenen. Misschien omdat ze zich nog
niet zo geïdentificeerd hebben met pogingen om de wereld te beheersen,
is er nog niet zoveel spanning in hun bewustzijn. Zij staan nog meer
open voor de dingen zoals ze zijn. Zij hebben nog niet een afgerond idee
over het leven of de dood, en hebben zich daardoor nog niet gehecht aan
een naam, aan een reputatie of zelfs aan hun lichaam. Misschien zijn
zovele kinderen niet bang voor de dood omdat ze daar juist vandaan
komen. Ik heb geconstateerd dat hoe jonger een kind is, hoe geringer de
angst voor de dood is. En de angst die ik zie is vaak de reflectie van
de angst die de ouders voelen.
Wat kinderen weten over de dood is
vaak ontleend aan hun directe omgeving. Vaak is hun angst voor de dood
de angst van hun ouders.
Er bestaan in feite klassieke psychologische wetten wat betreft hoe
'het gemiddelde kind' omgaat met de dood. Er wordt aangenomen dat
gedurende de eerste twee jaar een kind eigenlijk geen enkel idee van
'doodgaan' of 'dood' kent. De dood bestaat niet. Het is slechts een van
de vele woorden die rondzweven.
Tussen de leeftijd van twee en vier
schijnt het idee vorm te krijgen dat dood een 'tijdelijk' iets is. 'Oma
is dood; wanneer komt ze weer op bezoek?' 'De hond is dood' - maar elke
dag weer wordt er voedsel en water klaargezet. De dood is slechts iets
tijdelijks. Alles en iedereen gaat weg en komt weer terug.
Stephen Levine
Warme groet Jeltje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten