Een verdere blik in de geestelijke wereld.
George Ritchie maakte een bijna-doodervaring mee. Hij vertelt daarover in zijn boek ‘ terugkeer uit de dood’. (Hoofdstuk 5 en 6)
Kort nadat hij als gevolg van een zware longziekte ‘gestorven’ is ontmoet hij in zijn ziekenhuiskamer een stralende lichtgestalte die hij Jezus noemt. Omhuld door diens licht en Liefde kijkt hij eerst op zijn afgelopen leven terug. Het bijzondere is dat Jezus hem dan meeneemt en hem verschillende gebieden van de geestelijke wereld toont. Hij maant Ritchie de blik op hem gericht te houden. Dan begint een uitzonderlijke reis. Ritchie:
Dit leek in niets op de uittredingsvlucht die ik eerder had ervaren. Tijdens die
Ervaring was ik bezeten geweest van mijn eigen gedachten... Nu bevonden wij
Ons veel hoger en verplaatsten ons veel sneller; en nu ik mijn blik op Hem
gericht hield en me door Hem liet leiden, leek deze manier van bewegen me
niet langer vreemd of verontrustend toe.
Als eerste bezoeken zij een aantal steden op aarde, grotere en kleinere. Ritchie neemt fabrieken waar, drukke straten, huizen en mensen die lopen, werken, drinken of roken. Tot zijn verbazing ziet hij tussen deze mensen andere mensen lopen en bewegen die de eersten iets vragen of hen iets willen zeggen , maar die door hen niet worden gehoord, noch opgemerkt. Ja, zelfs helemaal niet worden gezien. Ineens beseft Ritchie dat die mensen dood zijn, net als hij zelf. Sommigen van hen proberen sigaretten of drank te bemachtigen, maar slagen daar niet in doordat hun handen dwars door alles heen gaan. Anderen lopen achter levenden aan en trachten hen iets te zeggen. Zo ontvangt hij adviezen op over zakelijke transacties,aanmaningen om meer op de gezondheid te letten, maar ook spijtbetuigingen, voor het verdriet dat de ander werd aangedaan. Geleidelijk aan wordt hem duidelijk: de wereld waar deze gestorvenen verblijven is geen oord ver weg van de aarde, ja zelfs in het alledaagse leven!
Nog meer wordt hem getoond. Hij ziet dat er gestorvenen zijn die zich met hun begeertes blijven vastklampen aan de stoffelijke wereld. Ook ziet hij overledenen die gevangen zitten in hun eigen emoties en denk gewoontes, in hun eigen haat of destructieve of perverse gedachten.
Ritchie concludeert dat de dood hemelsbreed verschilt van de voorstellingen die hij daar vroeger over had gemaakt, geleidelijk aan valt hem nog meer op. Midden tussen al die om en door elkaar krioelende mensen-mensen die nog gewoon op aarde leven en mensen die gestorven zijn- blijken zich nog andere wezens te bevinden. Grote stralende wezens die zich vol ontferming buigen over zowel levenden als gestorvenen en die hen troosten en bemoedigen. Engelen! Ritchie: ‘Ja, nu ik me eenmaal bewust was geworden van deze stralende wezens, besefte ik vol schrik dat ik hen weliswaar vanaf het eerste moment af had gezien, maar hen tot nu toe niet bewust had waargenomen. Ook in de steden en stadjes die zij hadden bezocht had het gewemeld van de engelen. Ze waren te zien geweest in de straten en fabrieken, in huizen en zelfs in kroegen. Maar er was niemand die hen waarnam.
De tocht gaat veder. Nu naar weer een ander gebied. Dat andere gebied opent zich doordat Ritchie dwars door de voorgaande wereld heen een nieuwe gaat onderscheiden. In dat nieuwe gebied komt hij met de gestalte van Licht, Jezus, in een sfeer van diepzinnige gedachten en kennis, een soort ‘geestelijke universiteit’ waar uitvindingen worden gedaan die zijn bevattingsvermogen ver te boven gaan. De mensen die er werken-hij weet niet of het mannen of vrouwen zijn- lijken geabsorbeerd door een doel dat groter en belangrijker is dan zijzelf. Er heerst een sfeer van opwinding die ontstaat als grote ontdekkingen worden gedaan. Ritchie: ‘Wat deze wezens verder ook mochten zijn, ze wekten in ieder geval de indruk dat zij zichzelf in alle opzichten volledig hadden vergeten, geabsorbeerd als ze werden door een doel dat groteren belangrijker was dan zijzelf.’
Nog verder gaat de reis, de aarde achterlatend. Nu bevonden we ons in een immense leegte, een niets.... heel die uitgestrekte leegte leek te vibreren van een soort belofte waaraan ik geen naam kon geven’. Dan ziet hij oneindig ver weg......een stad. ‘Een stralende, ogenschijnlijke oneindige stad die zo helder was dat ze zichtbaar was ondanks de onvoorstelbare afstand die wij er van verwijderd waren. Heel die stad en alles wat zich erin bevond leek uit licht te bestaan, evenals de gestalte aan mijn zijde. ‘Vol ontzag vraagt Ritchie zich af hoe het mogelijk is dat ieder gebouw en ieder inwoner zo helder kan stralen dat het over een afstand van vele lichtjaren zichtbaar is. Terwijl hij zich dit afvraagt...’zag ik hoe twee van deze stralende wezens zich losmaakten uit de stad en ons begonnen te naderen, waarbij ze die oneindige afstand leken te overbruggen met de snelheid van het licht zelf’.
Dan echter trekken Jezus en hij zich terug. De afstand tot de stad en de twee stralende wezens wordt groter en groter. En het visioen vervaagt. Ritchie:’ Hoewel ik een kreet van teleurstelling slaakte over dit verlies, wist ik dat mijn gebrekkige gezichtsvermogen niet in staat was meer dan een kortstondige glimp op te vangen van deze waarachtige, opperste hemel. Het wezen van Licht heeft hem nu alles laten zien en toegelicht waar hij rijp voor was. Dan sluiten wanden hem in en komt hij weer terug in zijn kamertje in het ziekenhuis.
Bron:Omgaan met gestorvenen.
Hans Stolp en Margarette van den Brink.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten