zaterdag 8 februari 2014

iets dood durven laten gaan

Het toelaten en vervolgens binnengaan van onze angst is als het spreekwoordelijke pellen van een ui. Eerst nemen we de ui van onze angst werkelijk in onze handen. Er zit een schil omheen, de schil van onze meningen en weerstand tegen onze angst. Het aanvaarden en zien van de angst zijn onze pellende handen. De tranen komen vanzelf als de schil weggenomen is. De ui toont zich en we kunnen verder gaan en dichter en dichter bij de kern komen. Een kern zonder pit. Wat we overhouden is tranende ogen en ruimte. Onze angst is een deur naar ruimte. Wat ik midden in de angst in mijzelf, en ook bij de mensen die ik op mijn pad ontmoeten mocht, ervaren heb, is zowel een dringende behoefte aan ruimte én een wijze gevoeligheid voor hoe wij tot nieuwe levensruimte kunnen komen. Onze angst is een realistische angst, namelijk om niet aan leven toe te komen. Een angst om op een dag zomaar ongezien en ongeliefd te moeten verdwijnen en te moeten zeggen: 'Ik heb niet geleefd, ik heb MIJN leven niet geleefd. Ik heb niet ontdekt wat het betekent om geliefd te zijn en al mijn liefde te mogen geven aan een mens of mensen die mijn liefde willen ontvangen.' Die angst is werkelijk een gegronde angst. Want het gebeurt miljoenen mensen. Het gaat erom de angst te verwelkomen om ons vervolgens door de levenskracht, die in zijn lege kern aanwezig is, te laten aanspreken. Deze overweldigende behoefte om (voluit) te leven kan maar op één moment tot uitdrukking komen. En wel op het enige moment dat er te leven valt: NU. Het is een dringende innerlijke (op)roep, een appèl van onze eigen essentiële natuur aan ons bewustzijn, ons 'ik' in deze wereld, om tot die essentie terug te keren en vanuit onze echtheid te leven. Deze roep (onze roeping) omvat het verlangen te kennen en gekend te worden, lief te hebben en geliefd te worden. Marcel Derkse
Warme groet Jeltje

Geen opmerkingen:

Een reactie posten