zaterdag 13 april 2013

Paulo Coelho, Aleph ( stukje eruit)

Stukje uit:  Aleph van Paolo Coelho

Eindelijk vraagt de sjamaan mij – en hij gebruikt Yao daarbij als tolk-waarom ik gekomen ben.    ‘Om een vriend te vergezellen die beloofd heeft hier terug te komen. Om respect te tonen voor uw kunsten en om aan uw zijde het mysterie te kunnen aanschouwen.’    ‘De vriend die u vergezelt, gelooft nergens in,’ zegt de sjamaan, steeds vertaald door Yao, ‘ik ben hier verscheidene malen gekomen om met zijn echtgenote te praten, en toch gelooft hij niet. Arme vrouw! In plaats van samen met God te kunnen wandelen in afwachting van een nieuwe incarnatie, moet ze elk ogenblik teruggaan om hier deze ongelukkige te komen troosten. Zij verlaat de warmte van de goddelijke Zon en trotseert de ellendige kou van Siberië omdat de liefde haar niet laat vertrekken!’    De sjamaan schatert het uit.    ‘Waarom zegt u dat niet tegen hém?’    ‘Dat heb ik gedaan. Maar hij en het merendeel van de mensen die ik ken, weigeren zich te schikken in wat ze als een verlies zien.’    ‘Puur egoïsme.’    ‘Ja, puur egoïsme. Ze willen dat de tijd stopgezet of teruggedraaid wordt. En daardoor staan ze hun ziel niet toe haar weg te vervolgen.’    De sjamaan lacht nog eens.    ‘Hij heeft God vermoord op het moment dat zijn vrouw overging naar een ander plan. Hij zal hier niet één keer terugkomen, maar twee keer, tien keer om opnieuw met haar te kunnen praten. Hij komt niet om hulp om het leven beter te begrijpen. Hij wil dat alles zich aanpast aan zijn visie op leven en dood. Hij zwijgt, kijkt om zich heen. Het is nu volstrekt donker, het tafereel wordt slechts verlicht door de vlammen.    ‘Ik kan wanhoop niet genezen als iemand daar troost in vindt.’    ‘Met wie spreek ik nu?’    ‘Jij gelooft dus.’    Ik herhaal de vraag.    ‘Met Valentina.’    Een vrouw.    ‘De man naast me mag misschien een beetje gek zijn als het over geesten gaat, maar hij is een voortreffelijk mens die bereid is alles mee te maken behalve wat hij de “dood” van zijn echtgenote noemt. De man hier naast me is een fijne kerel.’    De sjamaan knikt.    ‘Jij ook. Je bent met een vriend die al lang bij je is. Lang voordat jullie elkaar in dit leven zijn tegengekomen. Zoals ook ík jou al heel lang ken.’    En weer volgt er een schaterlach.    ‘Wij drieën hebben elkaar al ergens anders ontmoet, voordat we samen hetzelfde lot ondergingen, het lot dat jouw vriend “dood” noemt, ooit tijdens een veldslag. Ik weet niet in welk land het was, maar het was door kogelwonden. Strijders blijven elkaar tegenkomen. Dat is onderdeel van de wet Gods.
Warme groet Jeltje

Geen opmerkingen:

Een reactie posten