dinsdag 4 oktober 2011

Bijna dood.

Op het moment dat de overgang plaatsvindt is niemand ooit alleen. In het dagelijkse leven ben je evenmin ooit alleen, maar je weet het niet.
Wanneer het moment van gedaanteverwisseling is aangebroken zullen onze geleiders, engelbewaarders en degenen van wie wij hebben gehouden en die ons al naar het hiernamaals zijn voorgegaan, ons terzijde staan en ons bij onze overgang helpen.

Wanneer je die verandering doormaakt, is er altijd iemand als helper aanwezig.

Een twaalfjarig meisje dat haar moeder niets over haar verrukkelijke ervaring wilde vertellen, omdat geen enkele moeder graag hoort dat een van haar kinderen het ergens anders heerlijker vindt dan bij haar thuis. Dat is natuurlijk heel begrijpelijk. Maar wat het meisje had beleefd was zo uniek, dat ze het hoe dan ook aan iemand kwijt moest. En zo vertrouwde ze haar vader toe, dat toen ze 'stierf' zoveel heerlijks had ondervonden dat ze voor niets ter wereld weer terug had willen komen. Het bijzondere was nu-afgezien van de ongelooflijke pracht en de eenvoudig fantastische overvloed aan licht en liefde die ons ook door de meeste anderen beschreven wordt-, dat haar broer bij haar was en haar vol liefde en tederheid in zijn armen had gesloten. Toen ze haar vader dat allemaal had verteld, voegde ze er aan toe:'Maar het enige dat ik niet snap is dat ik helemaal geen broertje heb.' Toen schoten haar vader de tranen in de ogen en hij moest haar bekennen dat ze wel degelijk een broer had gehad, maar dat die drie maanden voor haar geboorte was gestorven. Niemand had haar daarover ooit een woord gezegd.

Bron:Over de dood en het leven daarna.
Elisabeth Kübler-Ross

Geen opmerkingen:

Een reactie posten