vrijdag 16 mei 2014

tussen leven en dood (1)

Het gebeurt zelden dat jonge mensen aan de dood denken, omdat zij midden in het leven staan; niettemin weet niemand van ons wanneer hij zal sterven of hoelang hij te leven heeft. Ook astrologisch is dit niet te voorspellen, omdat het einde van een leven bepaald wordt door enkele onvoorspelbare factoren. Ten eerste: hoe wordt er omgegaan met de levensenergie, gebruiken we deze zuinig en efficiënt; ten tweede: in hoeverre staan we bloot aan lichamelijk, emotioneel of agressief geweld; en ten derde: in hoeverre hebben we ons verbonden met de allopathische geneeskunde en het kunstmatig verlengen van het leven. In de kosmos wordt er geen rekening gehouden met ÈÈn mensenleven, maar er wordt gerekend met de kwantiteit aan energie en deze kan, afhankelijk van de mens, over ÈÈn dan wel twee levens worden verdeeld. De oude uitdrukking 'het is je tijd nog niet', slaat uitsluitend op de energetische mogelijkheden, maar nooit op onvoorziene ogen-blikken: geweld, verkeer, de wil om kunstmatig het leven te verlengen en emotionele uitputting. De wet van leven en dood is namelijk ingesteld op het normaal functioneren van de lichamelijke en geestelijke voorwaarden. Zondigen we tegen deze kosmische wet dan kunnen we de levensduur verlengen dan wel verkorten. Levensduur is iets totaal anders dan Het leven. Levensduur is een totaal onbelangrijk begrip en heeft te maken met tijd en tijd is onbekend in de eeuwigheid. Wij mensen meten alles naar tijd, wij bouwen aan menselijke voorstellingen en houden rekening met menselijke, dus beperkte, begrippen. We leven in een tijd dat we, als mensen, beschikken willen over het geboortetijdstip en het stervensmoment. Het zijn twee voorzieningen die ons, al zou het anders lijken, uit de hand worden genomen, want in het grote geheel zullen de wetten co˚te que co˚te voortgang vinden. De wet van incarnatie bepaalt de geboorte, en de wet van energie bepaalt het sterven. Daar tussenin bevindt zich de school des levens, die we nodig hebben voor het herstel van het oorspronkelijke wezen dat we zijn. Alles wat zich daarbuiten afspeelt is onbelangrijk en leidt ons slechts af van de opdracht: herstel van het oorspronkelijke wezen. Indien je vanuit dit gezichtspunt het menselijke leven beschouwt is het dermate gevuld met onbelangrijke dingen, dat het begrijpelijk wordt dat een mens zo lang nodig heeft, levens en levens, om te leren. Er wordt minimaal geleerd en maximaal tijd verdaan. Neem onze tijd van milieuvervuiling en de alom aanwezige dreiging van atomaire rampen; we schuiven de mogelijke vernietiging al pratende, spelende, experimenterende en filosoferen-de van ons af. En laten we nu niet menen dat aan de andere kant van het leven in het rijk der doden, de mensen zich anders zullen gedragen. Hier is de leerschool, niet daar, hetgeen we wellicht foutief ooit hebben aangenomen. Aan de andere zijde is het een wachtkamer waar de ene lang, de andere kort vertoeft. Het lange of te lange vertoeven is een gevolg van het niet willen wegsterven, dus een gevolg van het aardse niet willen sterven. Als iemand zegt: "Het is jammer dat ik sterf, want ik had nog zoveel te doen" wat houden die woorden dan in? Iets te doen voor de maatschappij, het gezin, de carrière? Belangrijk werk, bezien in het grote geheel, zal altijd worden afgemaakt dan wel goed worden overgenomen, want hier gelden de kosmische wetten. Ook hier telt echter altijd onze menselijke beoordeling: wat was of is belangrijk? Een waardevol mens krijgt altijd de kans zijn opdracht af te maken en zal altijd de energie daartoe bezitten. Ik ken een dominee, die ernstig ziek was en overal hulp zocht, omdat hij zoals hij zei: 'nog zoveel kerkelijk werk te doen had'. In het grote geheel bezien is dit natuurlijk onbelangrijk en gelden voor hem eerder de woorden: 'Houdt u bezig met uw ziel en niet met organisatorische belangen'. Vandaar dat zo iemand dan geen kosmische hulp zal ervaren, maar wanhopig overal, betrekkelijke, menselijke hulp zal zoeken. In het leven aan gene zijde, als we dit al 'leven' kunnen noemen, zijn de beklagenswaardige typen diegenen, die tussen twee sferen vegeteren. Zij zijn blijven staan bij hun z.g. belangrijke werk, of hun z.g. belangrijke bezit en kunnen noch verder noch teruggaan. Zij incarneren ook niet voordat zij zich los hebben gemaakt van deze binding, en dat betekent een kwelling, omdat je niet werkelijk ermede kunt bezig zijn, noch je er werkelijk van kunt losmaken. Dit is wat soms genoemd werd 'het vagevuur' en heeft niets met vuur te maken, maar wel met een onbepaalde energie. Zoals hier op aarde is het aan gene zijde evenzo: de daad bepaalt de voortgang. Niemand bepaalt zelf wanneer hij incarneert, het is de som van het bewustzijn die dat bepaalt. Deze som bepaalt het gedwongen incarneren, terwille van de nog noodzakelijke leringen, ofwel het vrijwillig incarneren, terwille van een vrijwillig aanvaarde opdracht. En zij die een opdracht vrijwillig aanvaarden, krijgen ruimschoots de kans deze te vervullen. "In het rijk aan gene zijde zijn vele woningen", een overbekende uitspraak, die te maken heeft met sferen die zijn afgesteld op bewustzijnsstadia. Hierop aarde bepalen we dus zelf waar we komen na onze dood. Alle hulp in gene zijde is tijdelijk; het overgaan van het ene naar het andere veld vraagt soms hulp, bij bepaalde mensen. Anderen gaan direct daarheen waar ze behoren. Als ze eenmaal in hun eigen sfeer zijn, zijn ze niet meer bereikbaar voor spiritistische seances, noch voor mediums, maar komen vrijwillig, in een noodgeval, indien zij dit zelf noodzakelijk achten. Doch het is altijd kenmerkend met wie zij contact zoeken.
Bron; Henk en Mia Leene. warme groet Jeltje

Geen opmerkingen:

Een reactie posten